Het begin… het is donker op aarde. Het water klotst, als het vruchtwater in de baarmoeder. Gods scheppende Geest danst door de duisternis, maar Hij is alleen. Hij kan nergens een danspartner vinden.
Dan verschijnt er ten midden van de duisternis een lichtje op het toneel. Het is Adam, de mens. Vanuit dit lichtje komt een ander lichtje: Eva, de vrouw. Na een tijdje zien we nog twee lichtjes. Eentje gaat plotsklaps uit. De ander wordt dim. Dan is daar een derde lichtje. Lichtje na lichtje verschijnt. Als een miezerig bergstroompje druppelen de lichtjes achter elkaar. Uiteindelijk komen we uit bij Haran. Nu gaat Abram als lichtje op reis. Het stroompje begint te vloeien. De rivier kan gaan groeien. Eerst heel langzaam, totdat het momentum krijgt en het een krachtige rivier van licht wordt. Op en neer, soms heel diep, dan weer breed. Soms bijna opgedroogd, dan voor lange tijd weggestroomd. Uiteindelijk wordt er in deze rivier van licht ten midden van een duistere aarde een groter licht geboren. Het kan nu echt gaan beginnen.
Maar wacht eens even! Klopt dit beeld wel? We kijken naar het babyalbum van het volk van Israël. Van geboorte tot aan volwassenheid zien we haar in alle poses. Verwondering, afschuw, vertedering en plaatsvervangend schaamte komen bij het bekijken van haar foto’s allemaal voorbij. Maar is dit echt het enige fotoalbum dat er is?
Is de God, die ontelbare sterren in ontelbare sterrenstelsels maakt, alleen maar betrokken bij deze stamboom? Is dit het enige verhaal dat verteld kan worden? Is dit de enige dans die God maakt? Kan het werkelijk zo zijn dat deze God, die nooit hetzelfde doet en nooit hetzelfde schept, maar uniciteit tot een hemels niveau tilt, zich in de duizenden tot miljoenen jaren van menselijke geschiedenis alleen op dit kleine groepje mensen richt? Is de God, die niet alleen iedere ster, maar ook elk sneeuwvlokje en ieder blad aan elke boom anders maakt, slechts betrokken bij dit kleine stroompje van lichtjes?
Nee, toch zeker!
Welk verhaal gaat Hij aan met de Aboriginals in Australië, de Mongolen in de steppen, de Indianen in Amerika, de Yupik in het hoge noorden en de Afrikanen in het warme zuiden, om er maar een paar te noemen? Welke fotoalbums zijn er nog meer te bekijken?
“Ho, wacht eens even. Dat kun je zomaar toch niet stellen. Voor zover wij weten, heeft God zich in zijn openbaring slechts beperkt tot het volk van Israël. Zij zijn de rivier van licht ten midden van de volken die in duisternis leven.”
Kijk, daar verschijnt een lichtje in de buurt van Salem, het toekomstige Jeruzalem. Het is Melchisedek, een priester van de Allerhoogste. Waar komt die vandaan? Hoe kan God een priester hebben, als Hij zich pas net geopenbaard heeft aan Abram en de eerste Joodse priester pas honderden jaren later in de persoon van Aäron ten toneel zal treden? Wat weet Melchisedek al over God, waar Abram nog in het duister tast? Hij komt met een zegen en een vredesmaaltijd in de vorm van brood en wijn. Het eerste avondmaal wordt hier gevierd. Voordat er ook maar ooit een lam geslacht is. Melchisedek kent al bepaalde wijsheden en kennis over God, waar Abram alleen nog maar naar kan raden…
Er zijn dus toch meerdere fotoalbums. God openbaart zich niet alleen aan Abram en zijn nakomelingen. God kan het niet laten. Hij is als een kind dat verstoppertje speelt en al tevoorschijn springt, voordat ook maar iemand de kans kreeg om het te zoeken. “Hier ben ik. Je kon mij niet zien, hé! Ik had echt een goede plek gevonden, joh! Wat zullen wij nu gaan doen?”
Keer op keer springt God tevoorschijn en roept: “Zullen we vrienden zijn?” Vrienden zijn van God – wat zou dat inhouden? Meedoen met zijn spel. “Abram, je gaat een kind krijgen. Je weet alleen nog niet dat dit pas op je honderdste gaat gebeuren. Vertrouw je me?”
In een wervelende dans, waarbij Abram de tel kwijtraakt, keer op keer uit de maat stapt en zelfs nu en dan struikelt, geeft hij zich over aan zijn Danspartner. Lachend en hijgend vallen ze allebei in het gras. “Abraham, jij bent mijn vriend.” Genietend van elkaars gezelschap.
Ook met Melchisedek lijkt God te spelen. “Jij bent mijn priester.” Voordat er nog maar een tabernakel, een tempel of een offerdienst is, heeft God al een priester die in zijn naam Abram komt zegenen. Een van de eerste personen die namens God komt spreken, is een ‘vreemde’ priester die zegent. Fascinerend!
God lijkt zich niet aan menselijke regels te houden. Hij kiest zelf zijn vrienden uit. Ook nu nog. Al strompelend dansen met God, totdat je buiten adem bent. Een zegende priester zijn buiten alle godsdienstige regels om. Vertrouwen op hetgeen wat Hij van Zichzelf laat zien. Hoe klein het ook is. In een vriendschap met God lijkt het niet om de mate van openbaring van God te gaan, maar om de menselijke reactie hierop. Wellicht is voor sommigen een hemelse glimp van Hem voldoende om het spel te beginnen, de dans te starten, de vriendschap te ontginnen.
God kiest vreemde vrienden. Dit beeld wordt nog eens versterkt in het leven van Jezus. Hoeren, tollenaars en twijfelaars lijken in willekeurige volgorde zijn top drie te vormen. Buiten alle religieuze regels om gaat Hij zijn weg. Ook nu nog…
Gaat het om de juiste of verkeerde vooronderstellingen die wij van Hem in ons hoofd hebben of gaat het om onze reactie op een glimp van Hem?
Er zaten eens twee mannen al lezend op een bankje in een park. In een flits zien ze iets blauws voorbij schieten. “Wat was dat?” roept de een. Zonder op te kijken van zijn krant antwoordt de ander: “Dat was een ijsvogel, een Alcedo atthis. Een waterminnende vogel uit de Alcedinidae familie. Het is een opvallende verschijning door zijn afstekende blauwe en oranje kleuren, maar ook een zeer schuwe soort die zich weinig laat zien.” De ander gooit zijn krant opzij en roept: “Ik weet echt helemaal niks van vogels, maar deze moet ik nog een keer zien.” Hij laat zijn buurman achter en gaat op zoek naar nog een glimp.
Wie is nu de vriend van God? Is het degene met de kennis over het Grote of juist degene met de verwondering over het Kleine?
Wordt vervolgd...
Laatste reacties