Laat me je meenemen terug in de tijd naar 1995. We zitten midden in wat toen de Toronto Blessing genoemd werd. Ook in ons land is deze beweging gearriveerd. Bekende en minder bekende christelijke Nederlandse leiders zijn naar Toronto gevlogen. Hier is hen de handen opgelegd en hebben zij een impartatie ontvangen. Zij geloven dat er een kracht of werking van de Geest op hen is overgebracht. In Toronto is er van alles met hen gebeurd. Ze hebben gehuild, gelachen, gebeefd. Ze zijn dronken in de Geest geweest. Ze zijn gevallen. Ze hebben allerlei klanken en geluiden gemaakt en hebben in dit alles in hun ogen iets moois van God ontvangen.
Terug in Nederland hebben zij in hun kerken en gemeentes op hun beurt weer de handen op mensen gelegd. Zo is ook in ons land de Toronto Blessing in al haar heftigheid losgebarsten. Overal worden er verfrissingsavonden gehouden. Gemeentes die hierin meegaan, zien een toestroom van nieuwe leden. Kerken en gemeentes, die hier afwachtend of zelfs negatief tegenover staan, verliezen soms veel meelevende leden, die wel “verder in de Geest” willen gaan.
Diepere intimiteit met Jezus
Voor veel christenen, toen en nu, lijkt de beweging echter vooral iets moois te leveren – een bewijs van Gods werking, een opleving van persoonlijk geloof, een diepere intimiteit met Jezus en een vervulling van Gods Geest die ze door handoplegging ontvangen hebben. Toch heb ik een belangrijke bedenking over ‘zomaar’ allerlei onbekende christenen de hand opleggen, die voortkomt uit mijn eigen ervaringen vijfentwintig jaar geleden.
De afgelopen weken hebben we vooral gekeken naar de menselijke kanten van genezingsdiensten en de pastorale brokstukken, die hier uit voort kunnen komen. Ik geloof echter ook dat er een geestelijk aspect is, dat belangrijk is om te bespreken. Ook al kan praten over de geestelijke dimensie ons ongemakkelijk doen voelen, vooral als dit buiten onze eigen christelijke beleving en overtuiging staat.
In 1995 ben ik zelf net begin twintig en mag ik deel uitmaken van het christelijk leidersoverleg in Den Haag. Binnen dit leidersoverleg zie ik de bijeffecten die de Toronto Blessing in onze stad teweegbrengt. Voorzichtige pinkstergemeentes verliezen veel van hun mensen aan die ene charismatische kerk, die wél interkerkelijke verfrissingsavonden organiseert en hierdoor veel van die bezoekers weet toe te voegen aan deze gemeente. Dit brengt een hoop pijn teweeg. Tegelijkertijd hoor ik allerlei getuigenissen van mensen die de meest bijzondere dingen ervaren.
Zwarte vlek onder borstkas
Op een gegeven moment ontvang ik een brief van deze charismatische gemeente met een uitnodiging om samen met de andere voorgangers van Den Haag naar een bijeenkomst te komen. Deze bijeenkomst zal geleid gaan worden door een toen landelijke bekende charismatische leider, die later helaas wegens grove zonde moest aftreden en hiermee in de vergetelheid is geraakt. Daar sta ik dan als jonge leider tussen al deze oudere mannen Gods. De charismatische leider vertelt ons over zijn ervaringen in Toronto.
De avond wordt afgesloten met een groepsgebed, waarbij we van deze leider elkaars handen moeten vasthouden. Terwijl hij begint te bidden, beginnen om mij heen allerlei voorgangers en leiders te schudden, te lachen en te manifesteren. Voor mij is dit niet helemaal vreemd. Ik heb dit wel vaker gezien in diensten die ik heb bezocht. Maar terwijl het gebed maar doorgaat, voel ik ineens een zwarte plek onder mijn borstkas. Het is alsof ik door iets duister en smerigs ben aangeraakt en dat dit een donkere vlek heeft achtergelaten. Het lijkt ineens alsof er een vliesje op mijn hart ligt. Het is een vreemde gewaarwording, want ik kan die vlek letterlijk voelen.
Onderweg naar huis stop ik de auto en bid aan de kant van de weg dat God die vlek zal wegnemen, maar er gebeurt niks. Ik belijd elke zonde die ik kan bedenken. Ik stuur de vlek weg in Jezus naam. Ik plaatst mijzelf onder het bloed van het Lam, maar de vlek blijft gewoon zitten. Vanmorgen onderweg naar de bijeenkomst voelde het nog als een open hemel tussen God en mij. Nu ligt daar een smerig laagje tussen, dat ik niet kan wegwrijven. Ik realiseer mij dat ik dit tijdens het eindgebed heb opgelopen. Ik weet ook niet hoe dat kan, maar ik blijf het wel letterlijk voelen. Het is alsof er een soort verduistering tussen mij en God is gekomen. Wat een nare ervaring!
Opluchting
Een aantal dagen probeer ik van alles om die vlek weg te krijgen. Ik neem extra tijd voor mijn stille tijd. Ik vast een hele dag en drink alleen maar water. Ik bid urenlang, maar niks helpt. Lindsey, mijn vrouw, ziet mijn geworstel en vraagt me wat er aan de hand is. Ik vertel haar over de vlek. Ze vraagt of ze met me mag bidden. Tijdens haar gebed, waarop ze haar hand op de vlek legt, voel ik de vlek oplossen en verdwijnen. Het vliesje is weg. De interactie met God is weer open. Ik ben zo opgelucht! Hierna heb ik nooit meer zoiets meegemaakt, maar ik ben het ook nooit meer vergeten. Ik wist dat ik in mijn geestelijk leven iets had opgelopen tijdens het gebed van die bijeenkomst dat tussen mij en God was komen in te staan. Later heb ik hier nog veel over nagedacht.
Occulte belastingen
Is het mogelijk dat wij als christenen andere christenen via handoplegging zowel iets goeds als iets verkeerds kunnen overdragen? De enige Nederlandse schrijver (waarvan ik weet) die hier uitvoerig over geschreven heeft, is Willem Ouweneel. Als tiener verslond ik zijn boek ‘Domein van de slang’. Later heb ik ook zijn boek ‘Godsverlichting’ gelezen. Hoewel ik weet dat Willem Ouweneel over een aantal belangrijke zaken nu heel anders denkt, beschrijft hij in beide boeken hoe door handoplegging niet alleen maar gaven en vervulling van de Heilige Geest kunnen worden overgedragen, maar ook eventuele occulte belastingen.
Als dat zo is, en ik vermoed van wel, dan is dat eigenlijk vreemd dat wij hier zo weinig over horen. We leven namelijk in een tijd waarin iedereen voorzichtig is voor besmettingen en virussen. Tieners en jongeren worden geleerd dat ze ‘veilig moeten vrijen’ en op moeten passen voor seksuele overdraagbare aandoeningen (SOA’s), maar niemand waarschuwt ons voor een GOA, een geestelijke overdraagbare aandoening!
Iedereen weet dat je niet zomaar op elke bijlage van een mail moet klikken, omdat je hiermee je computer met een virus kunt besmetten met alle ellende van dien. Ondertussen laten wij ons wel op conferenties en parakerkelijke bijeenkomsten zomaar door elke christen, die je niet kent, de handen opleggen. Waarom gaan we zo zorgvuldig om met onze pc en tegelijkertijd zo nonchalant en onschuldig met ons geestelijk leven?
Overbrengen van kracht
Misschien komt dit wel omdat wij hier te weinig van weten. Als Bijbelgetrouwe christenen bevinden wij ons vaak op volledig onbekend terrein, als wij te maken krijgen met facetten in de christelijke wereld, waar de Bijbel over lijkt te zwijgen of misschien niet heel duidelijk over is. Neem nu dit concept ‘impartatie’, het overbrengen van de kracht, of zoals ze vaker zeggen ‘de Geest’, waardoor er van alles lijkt te gebeuren. Als we kijken naar de oorsprong van de Toronto Blessing, dan zien wij dat dit begon met Rodney Howard Browne, een Zuid-Afrikaanse prediker die later helaas aan verschillende controversies gelinkt is.
Waarom vermeld ik de controversies erbij? Omdat de Bijbel ons leert om te kijken naar hoe onze leiders eindigen en dat wij aan de vrucht van Geest in hun leven de boom kunnen herkennen. Via Rodney Howard Browne komt de impartatie naar Toronto, waar duizenden leiders uit de hele wereld naar toe reizen, die hier de handen op worden gelegd en dezelfde impartatie meenemen naar hun eigen mensen.
Op internet gaat zo’n leuk feitje rond dat je nooit meer dan zes handdrukken verwijderd bent van elke andere persoon op aarde. In de christelijke wereld is de kans groot is je nooit meer dan twee of drie handopleggingen verwijderd bent van de impartatie, die via Rodney Howard Browne de wereld is in gekomen. Maakt dat uit, zou je denken? Op zich hoeft dat helemaal niks uit te maken, maar het roept wel een aantal vragen op: In Den Haag zag ik dat, als je in een stad bijvoorbeeld twintig kerken had en van die twintig kerken ging er maar één kerk met een groepje leiders naar Toronto (en later naar Brownsville en Lakeland), er alleen in die kerk dezelfde manifestaties plaatsvonden, als in de plek die bezocht was. In die andere kerken vonden er geen manifestaties plaats.
Een soort geestelijk 'virus'
Wel apart dat God Zich laat limiteren door een menselijke overdraging via het opleggen van handen, want zo lijkt het te werken. Door handoplegging ontvang je iets. Dit neem je mee in je lichaam terug in het vliegtuig. Pas als je in eigen gemeente andere mensen de handen oplegt, ontvangen zij het ook. Eigenlijk zou je impartatie als een soort geestelijk virus kunnen beschrijven, dat wij via handoplegging van de ene persoon in het geestelijke leven van de andere persoon wordt overgedragen. Ik realiseer mij dat ‘virus’ gelijk negatief klinkt. Zo bedoel ik het niet, maar ik denk dat dit wel de beste beschrijving is.
Waarom werkt God op zo’n beperkende manier van lichamelijke overdraging van de één op de andere christen? En wat een pech voor arme gemeentes in ontwikkelingslanden, die niet het geld hadden om iemand naar Toronto, Brownsville of Lakeland te sturen om de zalving met het vliegtuig op te halen, want die ontvingen dit dan ook niet!
De grote vraag die dit hele concept van impartatie via handoplegging oproept, is: Hoe weten wij nu dat wij dat hetgeen, dat wij via de ander door handoplegging ontvangen hebben, honderd procent van de Heilige Geest is?
Barsten van handoplegging
“Dit heeft te maken met vertrouwen in Gods goedheid en kracht, het fundament van geloven”, zou je kunnen antwoorden en het is een mooi antwoord. Tegelijkertijd leven we in een gebroken wereld, waarin naast Gods aanwezigheid er ook zoveel duisternis is. Christenen worden hier niet volledig van beschermd. “Juist niet!”, zou je kunnen zeggen, als we naar de vele landen kijken waar christenen vervolgd worden. Als wij christenen ook lijden en deel zijn van de gebroken wereld, is het niet mogelijk dat handoplegging ook haar barsten kent? Zou het zo kunnen zijn, dat wij daarin ook iets van onze eigen zielskrachten aan de ander overdragen? Kunnen wij zelfs wellicht onbewust een misleidende geest of een occulte beïnvloeding overdragen?
Stel dat dit risico er wel is, zelfs al is het heel klein, moeten we dan niet voorzichtig zijn? Een paar weken geleden was ik op bezoek in Rwanda, waar ik een nare voedselvergiftiging opliep. In het Rwandese ziekenhuis moest er bij mij bloed worden afgenomen. Wat was ik blij toen ik zag dat het om een steriele naald ging, die hij uit een steriele verpakking kwam. Stel je voor dat er een vieze naald was gebruikt, wat van tevoren even mijn angst was geweest, dan had ik zomaar een vreselijke besmetting kunnen oplopen.
Overmoed of onschuld?
Ik verbaas mij over onze overmoed of onschuld binnen christelijk Nederland. Ik weet nog niet om welke van de twee het nu precies gaat. Misschien gaat het om een mix van beiden. Ik vermoed dat het vaak een consequentie is van ons verlangen om volledig op onze medechristenen te vertrouwen. Vertrouwen wordt echter alleen volwassen als ze geïnformeerd is over de gevaren die er zijn en de wijsheid om hier zorgvuldig mee om te gaan. Voorzichtigheid creëren rondom handoplegging is daarin niet een teken van een zwak geloof. Sterker nog, het is heel Bijbels. De schrijver van de eerste Johannes brief waarschuwt ons om niet elke geest te geloven, maar om van elke geest te testen of zij van God komt. Ik geloof dat dit ook geldt voor elke impartatie die via handoplegging wordt overgebracht.
Ik denk dat het belangrijk is dat je degene, die onder handoplegging voor je wilt bidden, kent en door die persoon gekend wordt. Daarom verbaast het me ook dat veel genezingsdiensten bijna alleen maar door parakerkelijke organisaties, zoals bepaalde stichtingen en rondreizende genezers of door landelijke grote conferenties, georganiseerd worden. Hiermee vergroot je namelijk de kans dat degene, die tijdens het gebed jou de hand wilt opleggen, iemand is waar jij persoonlijk helemaal niks van weet en die jij niet kent. Dit betekent dat jij de organisatie van deze genezingsdienst moet vertrouwen, dat hun vrijwilliger of de spreker, die jou de handen oplegt, jou een honderd procent zuivere impartatie van de Heilige Geest meegeeft. En in welke mate kunnen zij die garantie écht bieden?
Voorstander
Om even heel duidelijk te zijn. Ik ben absoluut een voorstander van handoplegging tijdens gebed. Hoe en waarom dit werkt, begrijp ik niet. Ik geloof echter dat God Zijn zegen en kracht aan de ander wilt overdragen door het lichamelijke contact tussen twee christenen. Maar ik pleit ervoor dat we dit binnen de veilige setting van de gemeente of binnen de veilige setting van het gezin of van vriendschappen laten gebeuren. Waar je de ander kent. Waar je weet wat zijn of haar wandel met de Vader is. Waar je de vrucht aan de boom van de ander kan herkennen. Waar jij je geheel onbevangen open kunt stellen voor de geestelijke zegen, kracht en gaven via het gebed van handoplegging door de ander.
Hoe weet je nu of het veilig is om jezelf open te stellen voor gebed met handoplegging van de ander? Een mogelijke vraag die jij jezelf zou kunnen stellen, is: “Ben ik bereid om mijn pincode en mijn pinpas, ja zelfs mijn tandenborstel uit te lenen aan die persoon, die nu zijn of haar handen op mij wil leggen?” Dit klinkt misschien een beetje als een spottend voorbeeld, maar zo bedoel ik het niet. Deze vraag is een grappige karikatuur, die ons helpt iets te voelen van de intimiteit die gepaard gaat met handoplegging.
Ken je deze persoon voldoende en heb je genoeg objectieve kennis over deze persoon waarop je vertrouwen gebaseerd is? Of is het meer gebaseerd op een idealisering van deze persoon als een ‘man of vrouw Gods’? Als je antwoord op deze eerste vraag ‘ja’ is, laat het zien dat je deze persoon kent en vertrouwt. Als je deze persoon niet je pincode, laat staan je tandenborstel toe vertrouwt, waarom zou jij je dan wel openstellen in je geestelijk leven voor de impartatie, die hij of zij aan jou wilt overdragen?
(Uit respect voor de overtuiging van mijn charismatische vrienden heb ik het woord ‘Geest’ in dit artikel consequent met een hoofdletter geschreven. Ik ben mij er echter van bewust dat iets met een hoofdletter schrijven geen automatische garantie biedt dat het ook altijd 100% om de Heilige Geest gaat. Ik vermoed dat er soms een vermenging kan plaatsvinden tussen Gods Geest, onze menselijke geest en in bepaalde gevallen zelfs met een verkeerde geest.)