Binnen christelijk Nederland zijn er heel veel verhalen waar we ons niet bewust van zijn. Dingen die we indirect onszelf en anderen vertellen over gelovig zijn, goed of slecht zijn en überhaupt mens zijn. Dit is wat er vaak gebeurt rondom de rol van mensen met een beperking binnen geloven en de kerk. Dit soort overtuigingen of verhalen ontstaan echter niet alleen door wat we (niet) zeggen. Ze ontstaan ook door wat we zien. Wat zien we van mensen met een beperking binnen christelijk Nederland? Waar zien we onze christelijke broers en zussen in rolstoelen, met een verstandelijke beperking, of met blindengeleidehond?
Het antwoord is voor mij nog te vaak: tijdens gebedsgenezingsdiensten. Dit zeg ik niet omdat ik denk dat genezingsdiensten altijd slecht zijn. Het probleem ontstaat pas als genezingsdiensten dé plek zijn binnen christelijk Nederland waar mensen met een beperking het podium krijgen. Het is problematisch als mensen met een beperking alleen zichtbaar worden binnen een verhaal waarbij ze genezen moeten worden. Dan lijkt het ‘gebroken vaas verhaal’ namelijk de enige waarheid te zijn. Te vaak krijgen mensen met een (ernstige) beperking alleen het woord en de spotlight om ofwel te vertellen over hun ziekteproces, te vragen voor genezing of te vertellen over hun genezing. Dit geldt niet alleen voor genezingsdiensten, maar ook voor christelijke sprekers die zichtbaar een handicap hebben.
Het problematische verhaal
Gelukkig gebeurt dit niet overal. Binnen allerlei kerken en organisaties zijn mensen met een beperking actief in verschillende rollen. Dit wil ik absoluut niet ontkennen. Noch wil ik per se zeggen dat minder mensen met een beperking naar gebedsgenezingsdiensten zouden moeten gaan. Wat ik duidelijk probeer te maken is dat het problematische verhaal van beperking niet alleen uit de gebedsgenezingswereld komt. Het is niet hun probleem, het is ons probleem. Wat doen wij binnen onze kerk en jeugdgroepen om meer ruimte te geven aan mensen met een beperking? Op welke manieren proberen we actief deze mensen niet als medelijden-verdiende “patiënten” te zien, maar als mensen die net als wij ons dingen kunnen leren en ons kunnen leiden?
In de Bijbel vinden we namelijk een God die niet alleen gehandicapte mensen geneest, maar ze ook uitkiest om belangrijke rollen in te nemen binnen Zijn plannen. Paulus, de grote apostel, reist en bekeert mensen gebukt onder fysieke klachten, waaronder een ‘doorn in het vlees’ – of het een ziekte was of niet, een echte beperking voor hem. Jacob kreeg zelfs van God een beperking voordat hij ook de naam ‘Israël’ kreeg. En neem dan Mozes, de man die het hele volk uit Egypte leidt. Ondanks het feit dat alle grote Mozes-films dit op tactische wijze over het hoofd zien, had hij een ernstig spraakprobleem. Een smoesje uit lafheid? Nee, het feit dat Aäron uiteindelijk voor Mozes blijft spreken, laat zien dat het meer was dan dat. Wat een beperking om te hebben in een cultuur waar retoriek zo belangrijk was. Ik kan me ergens heel goed voorstellen waarom Mozes dacht dat hij het niet kon. Een beperking hebben, maakt heel onzeker.
Toch vinden we in Exodus een God die onze fysieke en mentale handicaps helemaal niet als beperkingen ziet. Sterker nog, als Mozes tegen God zegt: “Neemt u mij niet kwalijk, Heer, maar ik ben geen goede spreker. Dat is altijd zo geweest, en daar is geen verandering in gekomen nu u tegen mij, uw dienaar, gesproken hebt,” antwoordt Hij: “Wie heeft de mens een mond gegeven? Wie maakt iemand stom of doof, ziende of blind? Wie anders dan ik, de Heer? Ga nu.”
Identiteit in de beperking
Een deel binnen in mij vindt deze tekst moeilijk, omdat ik zo gewend ben te denken dat als mijn beperking van God komt dat betekent dat ik slechter ben dan andere christenen en dat mijn gehele identiteit in die beperking ligt. Toch zien we hier iets heel anders. God geneest, interessant genoeg, Mozes niet. Zijn onvermogen tot praten blijft onveranderd nu hij met God praat en Mozes ziet dit als een grote beperking. Zo kan hij God toch niet dienen? En wat zegt God vervolgens: “Ik heb jou gemaakt, precies zoals je bent met alles wat je wel kan en alles wat je niet kan en Ik zeg: Ga. Ik ben bij je.”
In deze tekst zien we een God die Zich openbaart als de Schepper van al onze fysieke en mentale handicaps, groot en klein, en weigert deze als beperkingen te zien. Hij kiest Mozes voor wie Mozes is. Niet ondanks of vanwege zijn spraakprobleem. God behandelt mensen met een beperking helemaal niet anders. Hij ziet het niet als beperkingen op dezelfde manier als wij doen. Als Zijn kerk zouden wij dat voorbeeld moeten volgen. Stel je voor dat in meer en meer kerken mensen met een fysieke of mentale beperking ook actief in de oudstenraad, op de preekstoel en in de aanbiddingsband zouden mogen zitten. In Schotland heb ik met blinde, dove en autistische muzikanten gewerkt en hoewel het misschien een “extra investering” kost, klinkt het super!
Mensen met beperkingen, hoe ernstig ze ook lijken, kunnen veel meer dan we denken. Hiermee bedoel ik niet dat ze veel meer op “ons” kunnen lijken, maar dat ze juist in hun verschillende beperkingen ons zoveel te bieden hebben. Wij moeten dit als kerk beter leren zien. We moeten ons durven laten verrassen en durven laten confronteren. We zijn allemaal beperkt, allemaal imperfect en kunnen allemaal op verschillende vlakken dringend genezing gebruiken. Dit betekent echter niet dat we pas waardevol zijn, in het beeld van God gemaakt zijn en belangrijke taken hebben binnen de kerk en het koninkrijk van God als we genezen en perfect zijn. Waarom zou het voor mensen met een meer zichtbare beperking anders moeten zijn?
Stel dat we...
Stel dat we een kerk zijn waarin het de gewoonste zaak van de wereld is dat mensen met een spraakmachine de wekelijkse Bijbeltekst voorlezen. Dat een persoon met autisme op haar eigen manier de aanbidding leidt, ook al is dat niet zo “gestroomlijnd”, “gepland” of “flitsend”. Dat we met z’n allen de tijd zouden leren nemen om te luisteren naar de preken en inzichten van een persoon die door vergevorderde MS niet zo goed meer kan praten. Dat we theologische opleidingen toegankelijker zouden maken voor mensen met ADD, doofheid of blindheid. Dat alle kerken en christelijke conferenties helemaal rolstoel-vriendelijk zouden zijn. Dat we theologie zouden schrijven en preken waarbij we bewust nadenken over hoe het overkomt op mensen met een beperking.
In zo’n wereld zouden gebedsgenezingsdiensten al veel van haar problematischere kanten kwijtraken. In zo’n wereld zou een verlangen naar genezing namelijk niet betekenen dat dit het toneel is waarop de persoon met een beperking zichtbaar is en waardoor hij of zij bepaald wordt. Het is dus goed om als kritische vriend te kijken naar wat er binnen de evangelisch-charismatische gebedsgenezingswereld gebeurt. Maar de impact van deze beweging op de ervaring van christen-zijn met een beperking is een heel klein deel van het verhaal.
Blinde vlekken
Het is gemakkelijk om de blinde vlekken en problemen aan te wijzen bij de gebedsgenezingswereld. Maar heel christelijk Nederland, ook bijvoorbeeld de reformatorische en progressieve hoek, speelt een rol en heeft verantwoordelijkheid.
Ik zou je willen uitdagen om net als ik na te denken over de vragen: Wat is de balk in het oog van mijn kritiek richting de gebedsgenezingsdiensten? Welke blinde vlekken houd ik in stand door naar iemand anders te wijzen? En wat kan ik doen om mezelf en mijn kerk bewuster te maken van de onbedoelde afwijzing van mensen met (ernstigere) beperkingen?