Een paar dagen na onze trektocht in Schotland belt John me op. Hij heeft telefonisch contact gehad met zijn moeder en heeft een afspraak met haar gemaakt. Zoals beloofd ga ik met hem mee.
Ik ben met mijn eigen auto gekomen. Johns moeder woont in grote seniorenflat in Zeist. Als ik parkeer, staat John er al met zijn auto. John is heel zenuwachtig, dat is aan alles te zien. We wandelen samen naar de flat. John is hier nog nooit geweest. In de tijd dat hij nog contact met zijn ouders had, woonden ze nog in Amstelveen. Een paar jaar geleden, voordat zijn vader overleed, zijn ze naar Zeist verhuisd.
Johns moeder woont op de zevende verdieping. Ze heeft via de intercom de deur van de flat al voor ons opengedaan. Als we boven uit de lift stappen, staat Johns moeder al te wachten. Huilend vallen de twee elkaar om de hals. Ik sta er een beetje schaapachtig bij. Snikkend als een kind omhelst John zijn moeder. Keer op keer hoor ik hem fluisteren: “Mam, het spijt me zo. Het spijt me zo.” Zijn moeder strijkt zijn haren en fluistert: “Het is goed zo, jongen.” Als na een paar minuten het heftigste van de ontmoeting eraf is, neemt zijn moeder John aan de hand mee het huis binnen, de woonkamer in. Ik volg op een afstandje.
Voordat we de kans krijgen om te gaan zitten, haalt zijn moeder een envelop uit de lade. “Dit is een brief van je vader. Hij was er zo zeker van dat je op een dag hier terug zou komen. Hij heeft mij op zijn sterfbed doen beloven dat ik je deze brief zou geven op het moment dat je hier terug zou komen. Hij is voor jou. Zo!” Het lijkt of er een grote last van haar afvalt. “Hebben jullie trek in koffie?” John en zijn moeder raken in een diep gesprek. Ik drink mijn koffie op en neem afscheid met de smoes dat ik nog een andere afspraak heb. Hier hoef ik verder niet meer bij te zijn.
“De brief! denk ik meteen. John kan niet wachten tot de koffie op tafel staat om me alles te vertellen.”
De volgende dag staat John weer bij mij voor de deur. Het valt me op dat er iets aan hem veranderd is. Hoewel hij er niet uitziet met zijn onbeslapen hoofd en rooddoorlopen ogen, straalt hij. “De brief…” denk ik meteen! John kan niet wachten tot de koffie op tafel staat om me alles te vertellen. Johns vader heeft vlak voor zijn dood een laatste brief aan John geschreven waarin hij alles goed maakt. John laat me de brief lezen. De brief bevat wel tien kantjes en John gaat er rustig voor zitten, terwijl ik hem lees.
In de brief beschrijft zijn vader hoe hij in zijn jeugd altijd hard moest werken op de boerderij van de opa van John. Dat het er bij hem ingestampt was dat hard werken de weg was naar goedkeuring van God en van zijn eigen vader. Hoe hij in dezelfde valkuil was gevallen als voorganger van de gemeente door onmogelijke uren te draaien om er maar voor te zorgen dat hij God en anderen behaagde. In dit alles had hij als vader John helemaal verwaarloosd. Hij was zo opgegaan in het reilen en zeilen van de gemeente dat hij geen vader voor John was geweest. Hier heeft hij de verdere rest van zijn leven spijt van gehad. Zoveel spijt dat hij alsnog na al deze jaren John hiervoor vergeving wil vragen.
De brief gaat verder. Zijn vader laat zien dat hij begrijpt waarom John de weg is ingegaan die hij heeft gekozen. Natuurlijk heeft het hem pijn gedaan om jaren geleden door John als voorganger te zijn afgezet. Maar ook hierin heeft hij Gods goede hand leren zien. Dit moest wel gebeuren zodat zijn vader kon leren om zich weer te richten op zijn relatie met God, en ook opnieuw met zijn vrouw. In de brief is geen enkel verwijt naar John te lezen. De vader neemt alle schuld op zich. Tegelijkertijd laat hij John weten dat, mocht er iets tussen hen hebben ingestaan, hij John van harte vergeeft. De brief eindigt met een weldoordachte betuiging van liefde en trots voor zijn zoon. Niet trots om wat John in zijn leven gepresteerd heeft, maar om wie hij is.
Ik merk dat deze woorden mij ontroeren. Zijn vader spreekt de hoop uit dat de vervloeking in hun familie van hoe vaders met hun zonen omgaan bij John verbroken mag worden en dat hij een geweldige liefdevolle relatie met zijn zonen mag hebben. De brief eindigt met het gebed dat John altijd mag weten hoe geliefd hij is door zowel zijn hemelse Vader als zijn aardse vader.
“Ik heb vannacht niet geslapen en een lange brief aan mijn vader terug geschreven. Die wil ik vanmiddag bij zijn graf begraven.”
Als ik eindelijk de brief aan John terug geef, kijkt hij mij met een grote glimlach aan. “Ik ben niet alleen door Jezus vergeven, maar ook door mijn vader. Het is helemaal goed. Ik heb vannacht niet geslapen en een lange brief aan mijn vader terug geschreven die ik vanmiddag bij zijn graf wil begraven. In deze brief heb ik alles aan mijn vader verteld. Misschien klinkt het raar, maar ik weet zeker dat hij mij gehoord heeft en dat het zo goed is. Ik ga na vandaag ook mijn uiterste best doen om het contact met mijn eigen kinderen te herstellen. Wat tussen mijn opa en mijn vader en tussen mijn vader en mij verkeerd is gegaan, hoeft niet automatisch tussen mij en mijn kinderen te gebeuren. Ik ga er alles aan doen om het goed te laten komen.”
Niet veel later zwaai ik John vanuit mijn deur uit. Ik ben benieuwd hoe het contact met zijn kinderen zal gaan verlopen.
- wordt maandag vervolgd -