Het is 2020. Ik ben naar Amsterdam gereisd om te zien hoe het met John is. Ik weet niet of hij thuis is en of hij mij wel wil zien.
Ik sta voor de deur van zijn flat in Amsterdam. Het was gemakkelijk te vinden. Als ik aanbel, doet John verrast de deur open. Deze keer is er geen grote hug of een stralende glimlach. Het is een jaar geleden dat ik John voor het laatst tegenkwam op een studiedag. Wat is hij oud geworden. Hij heeft een baard van een paar dagen. Hij geeft mij een koele hand. “Wel Matthijs, wat een verrassing! Wat kom je doen?”
Ik ruik drank in zijn adem. Het is half tien ‘s ochtends. In de gang achter hem zie ik een stapel lege drankflessen liggen. “Kom je me uitlachen? Zien hoever ik gevallen ben?” John draait zich om en wijst naar de lege flessen in de gang. “Ik ben hier omdat ik bezorgd om je ben.” Hij lijkt me niet te horen. “Kom je me vertellen hoe slecht ik wel niet ben?” “John, wie is daar?” Een Surinaamse vrouw in een string en een doorzichtige bh komt naar de deur gelopen. “Selina, het is tijd om te gaan.” Ze protesteert nog eventjes, maar trekt zich dan snel terug in een kamer.
“Zie ik je snel weer?”, hoor ik haar in zijn oor fluisteren. John knijpt haar in haar billen. “Ik bel je…”
“Waarom was je hier ook alweer? Kom binnen.” Selina komt aangekleed de gang in lopen. John lijkt haar wat geld in de hand te duwen. Ze buigt zich naar John “Zie ik je snel weer?”, hoor ik haar in zijn oor fluisteren. John knijpt haar in haar billen. “Ik bel je…” Ik merk dat ik verbijsterd ben. Er schiet van alles door mijn hoofd “Zou ik het goed gezien hebben? Ik ben niet naïef, maar het verbaast mij dat dit zich zo open en bloot voor mij afspeelt. Is John zo gezonken dat hij niet meer de schijn hoeft op te houden?” Als Selina de deur achter zich dichttrekt, knikt John met zijn hoofd richting een deur. Ik volg hem de woonkamer in.
De woonkamer is sober ingericht. Het lijkt allemaal zo uit IKEA te komen. Er staan twee banken en een koffietafel. John gaat op een van de banken zitten. “Hoe is het met je, John?” Even lijkt hij zich groot te houden, dan verbergt hij zijn gezicht in zijn handen en begint te schokken. “Ik ben alles kwijt. Alles waar ik al die jaren voor gewerkt heb. Ik ben de gemeente kwijt. Ik ben mijn huis kwijt. Mijn vrouw is van me gescheiden. De kinderen hebben voor Annelies gekozen en willen niks meer met me te maken hebben. Ze willen geen contact meer. Ik ben het mikpunt van iedereen. Moet je zien wat ze over me schrijven…” John loopt naar een laptop die aanstaat en laat me een aantal sites zien die ik maar al te goed ken. “Waarom doen mensen dat? Zij vieren feest om wat er met mij gebeurt. Hoe ziek moet je dan wel niet zijn.”
“John raast door. Ik laat hem razen. John zit in de slachtofferrol en ziet zichzelf totaal niet als dader. Twee uur lang vertelt hij alles over wat hem allemaal is aangedaan.”
“Ik ben geen voorganger meer. Dat weet je natuurlijk allang, hè. Dat soort nieuws gaat altijd snel. Annelies heeft zomaar mijn plek ingenomen, samen met Erik. Mij ontslaan terwijl ze waarschijnlijk ook al van alles uitvreet. Ze hebben me zomaar afgedankt.” John raast door. Ik laat hem razen. John zit in de slachtofferrol en ziet zichzelf totaal niet als dader. Twee uur lang vertelt John alles over wat hem allemaal is aangedaan. Ik luister, maak koffie en probeer er voor hem te zijn. Uiteindelijk zitten we stil in zijn woonkamer. Er spoken zoveel gedachten door mijn hoofd die ik hem zou willen vertellen. Hij heeft totaal geen oog voor al het leed wat hij al die jaren door zijn manier van handelen bij anderen heeft berokkend. Maar nu is daar misschien niet de tijd voor. Ik stel voor dat we gaan lunchen. Frisse lucht zal ons allebei goed doen.
In het restaurant praten we over van alles en nog wat. Ik vertel John over mijn reis naar Schotland volgende week. Een keer per jaar ga ik in mijn eentje of met een vriend naar de Schotse Hooglanden voor een wandelvakantie van twee weken. Heerlijk met een tentje op mijn rug wildkamperen en genieten van de rust en de natuur. Dit jaar ga ik terug naar drie kleine Schotse eilanden voor de westkust. Eilanden waar vroeger Keltische kloosters hebben gestaan waar dag en nacht gebeden werd en die nu bijna onbewoond zijn. Voor mijn gevoel zijn dit doorwaadbare plaatsen; plekken waar de afstand tussen de hemel en de aarde dunner is dan normaal en waar God gemakkelijker ervaren kan worden.
Ik zie Johns ogen oplichten. Voor ik het door heb, stelt hij mij de vraag of hij niet mee mag. Zijn vraag overvalt me. Ik zou dit jaar eindelijk weer alleen naar Schotland gaan. En als ik iemand mee zou nemen, zou dit mijn zoon, broer of een van mijn beste vrienden zijn. Hoe zou dat zijn met John in Schotland? Wat hebben we nog met elkaar? Ik denk dat zo’n reis hem zeker goed zou doen, maar ben ik degene die hem mee moet nemen? Het is wel mijn enige reis naar Schotland dit jaar. Hier moet ik even over nadenken.
“Thuisgekomen vertel ik Jessie dat ik John heb toegezegd dat hij mee mag naar Schotland. Jessie is woedend. Dit kan echt niet!”
Ik vertel John dat ik even over zijn vraag wil nadenken. John geeft aan dat hij dit begrijpt. Ondertussen vraagt hij me van alles over mijn uitrusting, routes, etenswaren. Ik zit in tweestrijd. Aan de ene kant vind ik het heerlijk om alleen weg te gaan. John en ik kennen elkaar niet meer. We hebben de afgelopen twintig jaar bijna geen contact meer gehad. Aan de andere kant proef ik iets van een mogelijkheid dat God deze reis misschien wil gebruiken om iets te herstellen. Wat moet ik doen?
Thuisgekomen uit Amsterdam vertel ik mijn vrouw Jessie over Johns vraag of hij mee mag naar Schotland en dat ik bijna praktisch ‘ja’ heb gezegd. “Je hebt wát gedaan?” Jessie kijkt me boos aan. “Je hebt niks met die man. Je zou dit jaar weer eens in tijden alleen naar Schotland gaan. Het is jouw tijd met God. Je hebt het zo druk en dit is jouw tijd voor jezelf. Je vindt het heerlijk om tien dagen alleen te zijn. Dat hij gebruik maakt van prostituees is nog daar aan toe, maar dat hij jou gebruikt…”
“We weten niet of het een prostituee was.” Ik probeer haar te onderbreken. “Je hebt toch gezien dat hij haar betaalde? Trouwens, het maakt niet uit. Ik vind het wel heel erg dat hij jou gebruikt. Schotland is jouw tijd. Het is jouw reis waar je het hele jaar naar uitkijkt. Je gebruikt dit als retraite om God te ontmoeten en nou neem je die vent op sleeptouw.” Jessie is woedend. Niet vanwege haarzelf, maar woedend omdat iemand mijn reis naar Schotland durft te bedreigen. “Misschien doet het hem goed!”, probeer ik nog. “Wat kan mij dat schelen. Ik wil dat het jou goed doet. Ik kan niet begrijpen dat jij hem hebt uitgenodigd. Matthijs, je hebt maanden de tijd genomen om deze reis te plannen. Het is jaren geleden dat je op deze eilanden geweest bent. Je zou nu helemaal alleen naar de eilanden terug gaan en nu heb je hem uitgenodigd.” Jessie is op dreef.
“Ik heb hem niet uitgenodigd. Hij heeft zichzelf uitgenodigd.” Mijn verweer klinkt zwakjes… “En jij kon geen ‘nee’ zeggen! Ik zeg wel ‘nee’ voor je. Wat is zijn telefoonnummer? Hij heeft al die dertig jaar dat jullie elkaar kennen nooit naar je omgekeken. Hij heeft zich verrijkt ten koste van honderden, nee wat zeg ik, duizenden anderen. Hij heeft een geweldige twintig jaar achter de rug. Ik vind het erg zielig voor hem dat hij nu gescheiden is, zijn kinderen hem niet meer willen zien, hij in de kerk nooit meer aan de bak komt, aan de drank is, gebruik moet maken van prostituees en in één woord ‘gevallen’ is, maar dat is nog geen reden om jouw reis te verzieken. Dat je naar hem toe bent gegaan in Amsterdam, vind ik nog tot daar aan toe. Maar hij gaat echt niet met je mee naar Schotland. Dat kan echt niet…”
- wordt donderdag vervolgd -