Een aantal jaar geleden zijn we in het nieuws verschillende keren opgeschrikt door iemand die grote valkuilen in een bos groef. Hij plaatste lange scherpe pinnen in de valkuil met als doel het slachtoffer zoveel mogelijk te verwonden. Hierna werd de valkuil afgedekt, in de hoop dat iemand er in zou stappen. Gelukkig zijn echte ongelukken tot nog toe uitgebleven, maar ‘wat een zieke geest’ zou je zeggen. Wie doet nu zoiets?
De realiteit is dat er in het leven van ons allemaal door anderen valkuilen zijn gegraven. Meestal niet door bad-guys die ons expres willen verwonden, maar door mensen dichtbij, die het heel goed menen, maar die vanwege hun eigen gebrokenheid niet anders kunnen handelen.
Iedereen heeft valkuilen: diepe, onvervulde behoeften
Een valkuil kan al heel vroeg beginnen. Bijvoorbeeld in de baarmoeder, als een kindje emotioneel door zijn moeder wordt verstoten. Je kunt denken aan een baby die zich in de eerste maanden van zijn of haar leven niet kan hechten aan de moeder. Een zoontje, dat opgroeit met een afwezige of een afwijzende vader. Kinderen die misbruikt worden door kennissen of familieleden. Onveiligheid en onzekerheid in huis. Kinderen die nooit weten wanneer ze veilig zijn. Worden ze vandaag weer geslagen? Is moeder weer dronken? Misschien is er ziekte of overlijden in de naaste omgeving. Misschien worden ze emotioneel verwaarloosd. Kinderen die op school gepest worden, die er systematisch niet bijhoren, waar voortdurend hele negatieve dingen over worden uitgesproken. Kinderen die er aan de buitenkant volledig normaal uitzien, maar die van binnen een of meerdere valkuilen in hun leven hebben. Zelf ben ik van mening dat niemand zonder valkuil is.
Een valkuil is een diepe emotionele of mentale behoefte waar niet aan voldaan is. Het is een innerlijke nood die nog niet vervuld is. Voortdurend klinkt er vanuit de kuil een roep om bevrediging van deze behoefte. Maar net als met andere achtergrondgeluiden kunnen wij als volwassen mensen deze roep schijnbaar zeer goed wegfilteren, waardoor we ons niet voortdurend bewust zijn van dit geluid.
In het verhaal ‘De Gezalfde’ draait het om de valkuil van John. John heeft als kind te maken gehad met een afwezige vader: een vader die er nooit was, die het altijd te druk had met de kerk. Daarnaast was zijn vader naar Johns gevoel ook een afwijzende vader: hij ervoer dat wat hij ook deed, het nooit goed genoeg was. John’s diepe emotionele behoefte is de bevestiging van zijn vader krijgen; om te weten dat hij in de ogen van zijn vader ertoe doet, dat hij speciaal is, dat hij geliefd en waardevol is en dat zijn vader immens trots op hem is.
John heeft echter nog geen oog voor de valkuil in hem. Hij doet precies het tegenovergestelde van wat hij diep van binnen wil. Hij neemt wraak op zijn vader. Hij ontneemt zijn vader een van de meest kostbare dingen in zijn leven, namelijk de gemeente die hij jarenlang heeft opgebouwd en gekoesterd. John ervoer dat zijn vader in zijn jeugd iets kostbaars van hem heeft afgenomen en nu pakt hij de gemeente van zijn vader af. Maar John gaat verder. Hij neemt ook de erfenis van zijn vader af. Hij verandert de naam van de gemeente en ontslaat het leiderschap waar zijn vader jarenlang in geïnvesteerd heeft. Hierna verbreekt hij al het contact met zijn vader, waardoor hij onbewust een weg kiest waarin zijn valkuil nooit gevuld kan worden.
Zijn vader blijft tot aan zijn dood proberen om in contact met John te komen, maar John houdt de boot af. De man die onbewust de kuil in zijn leven heeft gegraven, is de enige man die deze kuil ook weer kan vullen. Maar John kiest voor een andere weg. Zijn verlangen om zich te bewijzen ten opzichte van zijn vader uit zich in de roeping om de grootste gemeente van Amstelland te gaan krijgen. Met alles wat hij in zich heeft, roept hij zonder dit te weten: “Vader, kijk eens wat ik kan!”
Er zijn tientallen soorten valkuilen die we in ons leven kunnen hebben. Het probleem is echter dat we net als John ons vaak niet bewust zijn van deze valkuilen en hun motiverende krachten. We lijken de voortdurende roep niet meer te horen. Een groot deel van ons leven brengen we misschien wel door in deze naïeve of onschuldige fase. We weten niet dat deze valkuil er is, maar de invloed ervan werkt wel in ons leven door, met alle gevolgen van dien.
John wordt gedreven door een sterk verlangen om erkend te worden. Hierdoor komt hij heel zeker van zichzelf over. In deze fase van zijn leven is alles nog mogelijk. De hele wereld ligt aan zijn voeten. Iedereen noemt hem ‘pastor’. Daardoor is hij anders dan de anderen, verheven boven de anderen. Mensen noemen hem zelfs ‘de profeet’, een gezalfde van God. Annelies moedigt hem hier sterk in aan. Hij is toch degene die God heeft uitgekozen om grootse dingen in Amstelland te gaan doen. John is zich echter nog niet bewust van de valkuil in zijn leven.
Onschuldige jonge leiders
Ik kom in mijn werk zo nu dan jonge jongens van rond de twintig tegen. Jongens die ervan overtuigd zijn dat God een speciale roeping op hun leven heeft. Zij zijn degenen die het verschil in de kerk gaan maken. God gaat hen een landelijke bediening geven, vol kracht en wonderen. Hier zijn ze zeker van. Ze hebben zakken vol persoonlijke profetieën die dit beeld bevestigen. En ze hebben ook nog eens veel talenten en gaven. Het klinkt allemaal heel goed, maar wanneer je met hen praat merk je al de gaten en valkuilen in hun leven. En je houdt je hart vast! Hoe gaat dit aflopen?
Wanneer een volwassen man of vrouw niet weet wat zich in zijn/haar schaduw afspeelt, dan is hij/zij naïef. Iemand die in de naïeve of onschuldige fase van zijn leven is, weet niet van de valkuilen die in zijn leven zitten. Als je altijd naïef blijft, bestaat er een grote kans dat je ooit vanzelf deze valkuil instruikelt. Maar de tijd is ons vaak voor. Op een dag kun je niet langer naïef blijven. Je ontdekt je valkuil en wat zich in de schaduw afspeelt. Ook nu blijft het oppassen geblazen. Als je gaat geloven dat de realiteit van de schaduwzijde vaker de overhand heeft dan niet, dan word je cynisch. Tegelijkertijd moet je leren omgaan met de schaduw en met de zwaartekracht rondom de valkuil. “Wat ga ik doen?” is de vraag die in deze fase keer op keer terugkomt.
De fase van bewustwording breekt aan
Op het eerste gezicht lijkt John iemand die alles onder controle heeft en precies weet waar hij naar toe gaat. Hij leidt het succesvolle leven. Hij is financieel goed af, wordt letterlijk aanbeden en op de handen gedragen door honderden gemeenteleden. In werkelijkheid is John heel onzeker over wie hij is, over zijn eigenwaarde en over Gods goedkeuring in zijn leven. John is niet gelukkig. Hij lijkt heel gelukkig. Hij spreekt over het geluk dat God aan zijn kinderen wil geven, maar zelf gelukkig zijn is iets heel anders. Hij merkt dat hij het vreselijk vindt als mensen negatief over hem praten of schrijven. Voor elke negatieve brief die hij ontvangt, maken honderd complimenten het nog niet goed.
John merkt dat hij veel aan zijn vader moet denken. Er gaat geen maand voorbij of zijn vader schrijft, belt of mailt. Maar John laat zijn vaders post allemaal ongeopend weggooien. Zijn secretaresse laat de telefoontjes nooit door en toen zijn vader ooit eens naar hem toe durfde te komen, had hij hem bijna weggeduwd. Als hij er met Annelies over praat, moedigt zij hem aan om in het geloof te blijven staan en niet toe te geven aan de ‘aanvallen van de vijand’.
Als het ‘s nachts stil is en John door de tuin loopt, bedenkt hij zich dat al deze rijkdom, al dit succes, alle zegen hem niet de vervulling geeft die hij nodig heeft. Op dit soort momenten hoort hij de roep van de valkuil in zijn leven.
Deze fase van het bewust worden van de valkuil is cruciaal in het leven. Wat doe je als je ontdekt dat iemand anders een valkuil in je leven heeft gegraven? Wanneer je de voortdurende roep van de onvervulde behoefte begint te horen? Wanneer je je realiseert dat alles wat je tot nog toe geprobeerd hebt deze kuil niet vult? Wat doe je dan?
Op de tweesprong: welke weg wordt het?
Je staat als mens en als leider op een kruispunt. Je kunt twee kanten op. Of je gaat tijd nemen om te ontdekken hoe deze valkuil ontstaan is, om hem daarna op je knieën en over verloop van tijd te gaan vullen. Dit is een langzaam en pijnlijk proces. Hier heb je vaak professionele hulp voor nodig. Dit gaat je tranen kosten. Dit kost je alles wat je hebt, om te mogen gaan worden wie je bent. Helaas is dit vaak een weg die te laat belopen wordt, als de val al is geweest en alles is gebroken. Of je gaat proberen om nog harder te werken, om nog meer succes te halen. “Er moeten gewoon een paar tandjes bij. Wanneer die droom behaald is of die visie vervuld, dan zal ik echt gelukkig zijn.” De leider wordt onbewust een gelukszoeker. Hij kent zijn noden en weet dat die vervuld moeten worden. Er begint vervorming op te treden in zijn denken, in zijn werk, in zijn bediening. Het wordt gemakkelijker om over de grenzen van andere mensen te gaan. Zijn behoeften worden steeds duidelijker voor hem en zijn behoeften gaan steeds meer vóór die van anderen.
Tenzij de leider van koers verandert en alsnog op zoek gaat om de valkuil te vullen met de juiste dingen, koerst hij nu rechtstreeks op zijn val af. Het duurt alleen nog een paar jaar voordat de val daadwerkelijk gaat plaatsvinden. Ze vallen omdat ze hun valkuil niet in durven klimmen om daarna de put tot de rand toe te vullen. Maar zwaartekracht doet uiteindelijk toch zijn werk en de leider valt.
Het monster in de put
In mijn eigen leven wil ik deze val, met alles wat ik in me heb, voorkomen. Niet alleen voor mezelf, mijn gezin en mijn vrienden, maar ook omdat een leider zich altijd op de glasplaat in de kopieermachine bevindt. Met alles wat ik doe, kopieer ik onbewust mezelf in anderen. Niet alleen mijn sterke punten, maar ook mijn valkuilen worden hierin gekopieerd. Hoe dan ook moet die valkuil dicht. Maar dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het volgende gedeelte komt uit mijn boek 'Van kikker tot prins'
De koning kijkt mij aan. “Wil jij iets voor mij doen?” “Alles, Heer. Wat u maar vraagt.” “Ga terug naar je eigen landgoed. In je kasteel zit een put.” Ik knik. De koning vervolgt: “Haal het deksel van de put en klim naar beneden.” “Maar…”, ik kijk bedenkelijk. In mijn kasteel zit inderdaad een put. Ik weet niet of de koning dit weet, maar in die put zit een vreselijk monster. Jarenlang was de put afgesloten. Maar onlangs heb ik in een ingeving de put voorzichtig open laten maken en meteen steeg er een vreselijk gebrul uit de put op. Wat was dat? Ik kan me nog goed herinneren hoe ik bevend van angst mezelf dwong om in die put te kijken. Eerst moesten mijn ogen aan het donker wennen. Alles was zo pikzwart. Maar toen ik langer keek, zag ik daar een vreselijk monster. Ik wist niet hoe snel ik mijn hoofd terug moest trekken. Snel schoof ik het loodzware deksel terug op de put en gelijk verstomde het gebrul. Wat was ik van slag geweest. Er woont een monster in mijn kasteel. Hoe kan dat nou?
Ik zie dat de koning mij vragend aankijkt. Durf ik de koning over dit monster te vertellen? Diep van binnen schaam ik mij ervoor. Ergens voel ik dat het mijn schuld is dat dit monster daar zit. Ergens weet ik dat dit monster daar niet had moeten zitten, of klets ik nou onzin? Zou de koning mij verachten om dit monster? Ineens voel ik de hand van de koning op mijn schouder. “Vertrouw mij. Haal het deksel van de put af en klim naar beneden. Ga!”
Terwijl de koning op zijn paard stapt en wegrijdt, blijf ik vertwijfeld achter. De koning moet vast en zeker iets van dat monster weten. Wat moet ik met dat monster aan? Ik kan hem niet in de put laten zitten. Ik moet iets met de opdracht van de koning doen. De volgende keer dat hij mij ziet, zal hij mij naar de put vragen. Maar dan moet ik de put in klimmen. Wat als het monster sterker is dan mij? Wat als het mij overmeestert? Wat als het mij verslindt? Ik merk dat ik bang ben. Banger dan ik in tijden geweest ben. Bang voor dit monster in mijn put. Bang dat ik het niet de baas zal kunnen zijn, maar dat het mij zal overmeesteren. Wat zal er wel niet gebeuren als ik hiermee oog in oog kom te staan?
De woorden “vertrouw op mij” komen weer terug in mijn gedachten en ik voel mij rustiger worden. “De koning is niet gek. Hij weet vast van dat monster en ik heb tenslotte mijn zwaard. Ik zal dat monster aan mijn zwaard rijgen. Ik maak het dood, eens en voor altijd!” Ik voel me met de minuut moediger worden, maar als ik ‘s avonds bij mijn kasteel aankom, merk ik dat ik er toch niet klaar voor ben. Morgenochtend klim ik die put in. Morgen ga ik er wat aan doen! Voor vandaag kom ik er nog wel mee weg. Het vullen van de valkuil heeft geen haast. Het monster van de onvervulde behoefte zit daar goed. Morgen is een nieuwe dag.
Zo houden we ons zelf voor de gek. We zijn als de café-eigenaar met zijn bordje ‘Morgen is de koffie gratis’, terwijl onze val misschien steeds dichterbij komt.