Van de Joy-gemeente hebben we een gift van tienduizend euro gekregen voor ons missionaire werk. Als team bespreken we de opties wat we met zoveel geld kunnen doen. Maar hebben we niet te vroeg gejuicht?
Thuisgekomen vertel ik ons team over de geweldige gift die we voor ons werk hebben gekregen. We maken gelijk plannen hoe we dit geld het beste kunnen besteden. We kiezen ervoor om de tienduizend euro te gebruiken om een jaar lang een winkelruimte te huren en hier een blijvende plaats voor ons gebedshuis te creëren, waar we 24 uur per dag en 7 dagen per week kunnen bidden. Vol enthousiasme gaan we op zoek naar een geschikte ruimte.
Twee maanden later is er echter nog geen geld. Ik bel de receptioniste van de Joy-gemeente die mij doorverbindt met Claire, John’s persoonlijke assistente. Claire begroet me enthousiast en belooft dat het geld zo spoedig mogelijk zal worden overgemaakt.
Een maand later komt er een brief. In deze brief vertellen ze hoe blij ze zijn dat ze ons grandioze werk in Den Haag een gift van duizend euro kunnen overhandigen. Een gift van duizend euro is geweldig, maar het is niet de tienduizend euro die ons is beloofd. Inderdaad wordt er diezelfde week nog een bedrag van duizend euro op onze girorekening bijgeschreven.
“Ik voel me bestolen. Hier komen ze niet mee weg! Mensen zijn voor minder dood neergevallen…”
Ik ben verbaasd. Ik zou toch zweren dat ze me een cheque van tienduizend euro hadden gegeven. We kijken het na op internet. De gemeente Joy heeft een website waarop je al haar diensten kunt bekijken. In het archief is de dienst waar ik ben geweest al snel gevonden. Ja, er staat zeker wel tienduizend euro en geen duizend euro op de cheque. Ik ben dus toch niet gek! Ik voel me bestolen. Jessie, mijn vrouw probeert me te overtuigen dat ik het moet laten gaan, maar hier komen ze niet mee weg. Voor de gemeente en de lokale televisie iedereen laten zien dat ze tienduizend euro gaan geven, en dan negenduizend euro achterhouden. Mensen zijn voor minder dood neergevallen…
De week erop rijd ik naar de Joy-kerk in Amstelland. Ik ga John niet bellen, want uit ervaring weet ik dat je hem dan nooit te pakken krijgt. Ik wil hem zien. Het is een doordeweekse dag, maar ik vermoed dat John er wel zal zijn. Het is een gok, maar voor negenduizend euro wil ik die gok wel wagen. Hoewel ik zijn auto zie staan op zijn eigen parkeerplaats, probeert zijn secretaresse mij af te poeieren. “Pastoor John is echt niet bereikbaar. Hij is in bespreking. Zonder afspraak kunt u hem niet spreken.”
Mijn geduld is op. “Luister, ik weet waar zijn kantoor is. Ik ga nu naar hem toe.” Als ik langs haar heen richting John’s kantoor storm, geeft zij zich gewonnen. “Gaat u rustig even zitten. Ik bel hem en vraag hem of hij nu wil komen.” Ze belt een nummer, houdt haar hand over haar mond en kijkt een paar keer dringend in mijn richting. Ze is toch niet de politie aan het bellen? Dat zou wat moois zijn. Maar nee, binnen twee minuten staat een verbaasde John naast de receptioniste.
“Ik ben in bespreking, maar jij wilt me dringend spreken?” John kijkt me verontwaardigd aan. “Ja, er is een probleempje met de gift die jullie een paar maanden geleden aan ons werk gaven toen ik hier in de kerk was.” Ik laat hem de brief zien. John’s gezicht staat nu boos. “Wat is het probleem?” Ik leg hem uit dat ik tijdens de dienst een cheque van tienduizend euro had gekregen en dat in deze brief stond dat we maar duizend euro kregen. Waarom voel ik me ineens een enorme bedelaar? John’s wenkbrauwen schieten omhoog. “Tienduizend euro! Als gemeente geven we meestal duizend euro per zendingsproject en zeker geen tienduizend euro. Weet je het wel zeker?”
“Ik voel me net een klein jongetje dat door de meester op zijn vingers is getikt, maar ik houd me groot.”
Ben ik nu gek? Heb ik het helemaal mis gehad? “Wacht, ik kan het je laten zien. Het staat op jullie site. De dienst waar ik was, staat nog steeds op jullie site. Ik heb gisteren nog gekeken. Daar zie je duidelijk dat er tienduizend euro op de cheque stond. We kunnen hem nu wel even bekijken.” Ik wijs naar de computer naast de secretaresse. John lijkt hier niet warm voor te lopen. “Wat vervelend! Weet je wat, ik ga er achteraan en het oplossen. Akkoord?” Ik voel me nu net een klein jongetje dat door de meester op zijn vingers is getikt, maar ik houd me groot. “Dat zou fijn zijn. Het gaat toch om een heel groot bedrag.” John knikt en geeft me een hand. “Dan ga ik nu terug naar mijn bespreking. Tot de volgende keer, Matthijs.”
Met een bezwaard gevoel rijd ik terug naar huis. Ik voel me schuldig dat ik zomaar de kerk ben binnengedrongen om mijn gelijk te halen. Tegelijkertijd vraag ik me af of John het ook echt gaat oplossen. Het gaat toch om negenduizend euro. Maar John houdt zijn woord… hij gaat er inderdaad direct achteraan. Als ik die avond de site van de Joy-gemeente bekijk, zie ik tot mijn verbazing dat de uitzending van de dienst waar ik was niet meer op de site te vinden is. Alle andere uitzendingen zijn er nog wel! In plaats van die negenduizend euro alsnog te betalen, heeft hij het bewijsmateriaal laten weghalen. Ik vind het zo oneerlijk…
Laaiend ben ik. Ik word niet gemakkelijk boos, maar dit doet mij de das om. Ik ben in staat om heel kerkelijk Nederland te laten weten wat hij mij geflikt heeft. Ik zal hem! Wel de eer, het gejuich en het applaus voor zo’n grote gift van tienduizend euro willen ontvangen, maar uiteindelijk niet de kosten willen betalen. Ik weet dat we naar het geld kunnen fluiten. Dat zal nooit vanuit Joy gestort worden. Ik duik gelijk achter mijn computer om een scherp artikel te schrijven.
“Scherpe woorden verschijnen op mijn beeldscherm. Als ik me omdraai, zie ik dat Jessie huilt.”
Jessie komt achter me staan en legt haar hand op mijn schouder. Ze zegt niks, maar kijkt hoe scherpe woorden op mijn beeldscherm verschijnen. Ja, zo kan ik niet werken. Ik kan niet schrijven als iemand meekijkt. Als ik me omdraai, zie ik dat ze huilt. “Ben je ook zo boos om wat hij ons heeft geflikt?” Ze schudt stilletjes haar hoofd. “Ik vind het erg voor jou. Ik merk dat jij je verraden voelt. Ik zie wat het met je doet.” Ze wijst naar het beeldscherm. “Dat is helemaal jouw stijl niet. Ik zie daar niks van Matthijs in, alleen maar jouw boosheid.”
Ik probeer haar uit te leggen hoe boos ik wel niet ben en dat ik nu eindelijk ammunitie heb om hem te pakken. Ik ga hem nagelen. Maar terwijl ik dit zeg, hoor ik hoe vreselijk dat klinkt. Nagelen doet me denken aan kruisigen. Wil ik John voor negenduizend euro kruisigen? Is dat de houding van een volgeling van Jezus? Jessie komt naast me zitten. “Hoe lang leven we nu al van giften? Al langer dan twintig jaar. We hebben nooit iemand om geld gevraagd, maar God heeft altijd voor ons gezorgd. We hebben altijd genoeg en extra om weg te geven. We zijn niet afhankelijk van die tienduizend euro. We zijn afhankelijk van God.”
“Ja, maar John heeft ons en zijn hele gemeente bedrogen,” raas ik. “Dat is John’s verantwoordelijkheid ten opzichte van God. Laten wij de onderste weg gaan. Je hebt nu misschien ammunitie tegen John, maar laten we deze ammunitie aan God geven. Wij gaan niet voor rechter spelen. Laten we God rechter laten zijn. God zal met John zijn weg gaan en hij zal zelf verantwoording voor zijn daden moeten afleggen. John aan de schandpaal nagelen om jouw woede te ventileren en misschien op deze manier het geld alsnog af te dwingen, is niet de weg van Jezus.”
Jessie heeft gelijk. Hoe ik hier anders op moet reageren, weet ik nog niet. Maar we maken samen de afspraak om dit onrecht voor ons te houden en het slechts bij God bekend te maken.
- wordt dinsdag 2 januari vervolgd -