Keer op keer worden we in Christelijk Nederland opgeschrikt door geestelijk helden die ons teleurstellen, die van hun voetstuk vallen of grove fouten lijken te maken. Een paar dagen lang is iedereen in rep en roer, waarna de rust weer terugkeert. De held verdwijnt uit beeld of overleeft de val en gaat schijnbaar ongestoord verder.
Waar komt dat verlangen naar de held in de kerk toch vandaan? Waarom vinden we hen in alle segmenten van de kerk terug? Niet alleen in de Charismatische en Evangelische hoek, maar ook binnen de PKN, de Reformatorisch - en Katholieke kerken? Waarom gaat het bijna altijd om betaalde, christelijke leiders? Als ik op een conferentie de speciale welkomstent voor sprekers en ‘belangrijke gasten’ binnen loop, zie ik hier ‘de top 20’ van bekende Evangelische en Charismatische leiders zitten. Waar is tante Ans, die elke dag twee uur bidt voor de vervolgde kerk? Waar is Robert, de vrijwilliger, die twee weken vrij heeft genomen om dit feest mogelijk te maken? Wat maakt iemand een ‘belangrijke gast’?
Waarom zouden we binnen de kerk betaalde, christelijke leiders belangrijker achten dan de mensen die je nooit ziet, maar die met heel hun hart bidden, geven en dienen? Jezus lijkt er in zijn gesprekken met zijn discipelen een andere waarderingsschaal op na te houden. Hij verbood zijn leerlingen om mensen titels te geven. Bij Jezus is er geen ‘meneer de pastoor’ of ‘meneer de dominee’. Nergens in de Evangeliën lijkt Jezus een aparte heldenstatus voor sommigen van zijn leerlingen te promoten. Waarom voelt dit dan toch zo natuurlijk voor ons?
De heldencultus is de kerk binnen geslopen
Zonder dat we dit doorhebben of durven te benoemen, lijkt er over de afgelopen tweeduizend jaar een heldencultus oftewel een leiderschapsverering de kerk binnen geslopen te zijn. Mede door de invloed van de cultuur van de volken, waarin de kerk volwassen werd, kregen ook de kerkelijke leiders een soort van heldenstatus.
Binnen de traditionele kerken heeft er een overdenking plaats gevonden hoe er aan dit menselijk verlangen voldaan kon worden. Dit heeft er toe geleid dat de heldenstatus in de structuur van de kerk is ingebouwd. Het grote voordeel hiervan is dat de heldenstatus een beperkte en afgebakende rol heeft gekregen. De priester of predikant draagt een toga om te laten zien dat hij anders is dan het volk in de kerkbanken. Als hij de kerk binnenloopt, staan de mensen voor hem op. Als hij spreekt, mag hij ver boven de gemeente op een kansel staan om namens God te spreken. Hij is de (geestelijke) held. Maar als hij na de dienst zijn toga uitdoet en zich tijdens het koffiedrinken in zijn normale kleding onder de gemeente mengt, is hij weer een ‘gewone’ man. Het is als een toneelstuk, waarbij de hoofdrolspeler zich na afloop tussen het publiek begeeft en zijn eigen, ware rol weer op zich neemt.
Nog niet zo lang geleden was het voor veel predikanten moeilijker om uit deze heldenrol te komen. De druk om altijd de dominee te zijn, was vooral in een dorpse setting heel sterk. Als dominee woonde je toen nog in een glazenhuis. Overal waar je kwam, bleef je de dominee. Natuurlijk lukte het niet om vierentwintig uur per dag deze rol te spelen. Je gezin zag je voortdurend van de ene in de andere rol schieten, met als gevolg dat er een grote kans bestond dat je zoon later cabaretier werd.
Maar tegenwoordig blijft in de meeste Protestantse kerken het spelen van de heldenrol beperkt tot het script. Iedereen weet wat er van hem of haar verwacht wordt. De heldenrol is afgebakend en gelimiteerd. Aan het eind van de dienst kan een ieder, ook de leider, weer zijn wie hij werkelijk is.
Geen script
Hoe anders gaat het soms in de Evangelische en Charismatische Kerken. In de meeste gevallen ligt hier geen script om aan deze heldenrol vorm te geven, terwijl het verlangen naar de ‘geestelijke’ held zeker niet minder groot is. Vanwege een gebrek aan een script, vindt er geen afbakening plaats. Hierdoor lopen sommige voorgangers het risico om een rol aan te nemen, die zij uiteindelijk niet meer kunnen afleggen. Zij spelen niet alleen op zondagmorgen ‘de geestelijke held’. De geestelijke held is deel van hun identiteit geworden - ze zijn de geestelijk held.
Mede door een gebrek aan herkenning, gaat de heldenverering in deze kerken een stuk verder dan in de kerken, waar hier wel over nagedacht is. In sommige gemeentes mag je een voorganger niet langer met zijn voornaam aanspreken, maar moet je het woordje ‘pastor’ voor zijn voornaam plaatsen. Andere voorgangers hebben hun eigen parkeerplekken voor de deur van de kerk. In bepaalde kerken komen de parkeerplekken voor gehandicapten pas na de parkeerplekken voor de voorganger. Overal in de kerk, zoals op de beamer, op posters, op flyers en natuurlijk op de website zie je het voorgangersechtpaar terug. Zij zijn als geestelijke helden het gezicht van de gemeente. Het (materiele) succes van de voorganger straalt af op het succes van de gemeente. Zijn succes is ons succes! Omdat de heldenrol niet afgebakend is, kunnen hierom heen de grootste excessen ontstaan.
Antropologisch gevolg?
Als neutrale toeschouwer zou je kunnen concluderen dat het antropologisch gezien geheel voor de hand liggend is, dat de heldencultuur zich ook in de kerk heeft genesteld. Elke menselijke cultuur is op zoek naar haar eigen helden. Menno ter Braak schreef hier al over in de jaren dertig van de vorige eeuw:
“De neiging tot heldenverering is zo algemeen, dat men haar wel tot de constante factoren in de geschiedenis van de mensheid kan rekenen. Overal om ons projecteert men zich helden, en zelfs helden van zeer twijfelachtig allooi. De held, dat mag wel als een vaststaand feit worden aangenomen, voorziet dus allereerst in een behoefte; hij vult een lacune aan, die blijkbaar bij vele mensen bestaat, omdat zij niet kunnen leven zonder ergens de kolossale vergroting van hun eigen persoonlijkheid aanwezig te weten. Op zichzelf bewijst dus de heldenverering nog allerminst, dat er ook werkelijk helden zijn; de held als projectie van een massale wens bewijst hoogstens, dat de massa een levend wezen, uiterlijk in niets van andere levende wezens verschillend, nodig heeft om die projectie volledig te genieten. De verering trouwens van de voetbalheld geeft al een voorbeeld van heldendom, dat zich uitsluitend zou moeten beperken tot een bijzondere bekwaamheid op sportgebied, maar dat in manifestaties der heldenverering heel andere proporties te zien geeft.
Een van de kenmerkendste eigenschappen der heldenverering is, dat men zijn held wil ontdoen van zijn menselijke zwakheden, dat men een soort ‘Ubermensch’ wil creëren... ook uit de voetballer. Daarom: de gestalte, waarin men de held in het openbaar (in de pers, in vergaderingen, etc. etc.) ziet optreden, bewijst meer voor de menigte, die de held heeft gewild, dan voor de persoonlijkheid van de held zelf. Om die te vinden, moet men verder kijken dan de officiële instanties. Heldenverering zonder scherpe kritiek leidt dus bijna altijd tot retoriek en zelfmisleiding.” ¹
De held, of dit nu een voetballer of een voorganger is, voorziet in een belangrijke behoefte. Mensen kunnen niet leven zonder ergens de kolossale vergroting van hun eigen persoonlijkheid aanwezig te weten. Deze behoefte geldt niet slechts voor de massa, die een held nodig heeft om meerwaarde te verkrijgen. Het geldt tevens voor de man die tot held wordt gebombardeerd. Ook hij ontleent, bewust of onbewust, een deel van zijn meerwaarde aan deze heldenstatus. Iedereen lijkt gelukkig, zolang de held zich blijft ontdoen van zijn menselijkheid en zijn rol als held blijft spelen.
Waarom zouden deze antropologische gedragingen, die we in alle culturen terugvinden, ook niet gelden voor de menselijke cultuur binnen de kerk? De voorganger hoeft namelijk niet echt een held te zijn. Zolang de mensen maar hun eigen persoonlijkheid op de voorganger kunnen projecteren, dan doet de werkelijke identiteit van de man achter de voorganger er niet eens aan toe. De werkelijke man willen we ook niet kennen. We voeden ons met het beeld wat we van hem hebben gemaakt.
Tegenstrijdig met de woorden van Jezus
Het funeste aan de heldencultus binnen de kerk is dat deze een taboe is. Wij praten er niet over. Wij schrijven er niet over. Wij erkennen hem niet. Hier hebben we een goede reden voor. De heldencultus, die ons ogenschijnlijk zo goed doet, botst namelijk volledig met de woorden van Jezus en met de schrijvers van het Nieuwe Testament. Jezus zegt over de geestelijke helden van zijn tijd:
“De schriftgeleerden en de farizeeën hebben plaatsgenomen op de stoel van Mozes. Houd je dus aan alles wat ze jullie zeggen en handel daarnaar; maar handel niet naar hun daden, want ze doen zelf niet wat ze jullie voorhouden. Ze bundelen alle voorschriften tot een zware last en leggen die de mensen op de schouders, terwijl ze zelf geen vinger uitsteken om die te verlichten. Al hun daden zijn erop gericht om door de mensen gezien te worden. Ze verbreden immers hun gebedsriemen en maken de kwastjes aan hun kleren langer, ze verlangen een ereplaats bij feestmaaltijden en in synagogen, en hechten eraan op het marktplein eerbiedig te worden begroet en door de mensen rabbi te worden genoemd.
Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester, en jullie zijn elkaars broeders en zusters. En noem niemand op aarde vader, want jullie hebben maar één vader, de Vader in de hemel. Laat je ook niet leraar noemen, want jullie hebben maar één leraar, de messias. De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.” ²
Even hiervoor zegt hij tegen zijn volgelingen:
“Jullie weten dat heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken. Zo zal het bij jullie niet mogen gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal jullie dienaar moeten zijn – zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.” ³
Wat een duidelijke boodschap. In het volgen van Jezus is er geen plaats voor de menselijke zucht naar heldendom. Heldendom binnen de kerk is geen logisch antropologisch gevolg van de menselijke cultuur, die grootsheid op anderen projecteert. Het gaat veel verder. Het is een observatie van het Kwaad. Het is de Ring (LOTR, Tolkien), die Gollem hevig begeert, en waar zelfs Frodo en op een onbewaakt ogenblik ook Gandalf bijna voor bezwijkt.
Is macht automatisch verkeerd?
Keurt Jezus hiermee leiderschap in de gemeente af? Volstrekt niet! Het is ons verwrongen denken dat leiderschap, macht en de heldencultus automatisch met elkaar verbindt. Jezus is niet huiverig voor macht, ook niet binnen de kerk. Het gaat hem om het verkeerd gebruik van macht, waardoor onderdrukking, machtsmisbruik en de heldencultus de kans krijgen om te regeren. Macht is niet verkeerd. Macht kan zowel goed als slecht zijn, kan zowel een zegen als een vloek betekenen. Het verschil ligt in het wortelsysteem dat onder deze macht ligt.
In de tuin van Eden zien we dat Eva door de slang bewust wordt ondergedompeld in angst. ‘Stel dat God heeft gelogen. Stel dat Hij niet te vertrouwen is. Stel dat Hij niet zo goed is, als ik dacht.’ Wantrouwen richting God, gebaseerd op angst, doet haar grijpen naar macht. ‘Als ik eet van deze vrucht, ben ik gelijk aan God. Dan bezit ik macht en ben ik net als God een drager van de kennis van goed en kwaad.’
Als angst het wortelsysteem onder de macht is, gaat deze macht heersen. Als binnen de kerk angst een onderliggende rol in het leiderschap speelt, vervormt macht in heerschappij.
We zijn in de bovenkamer bij het laatste avondmaal. Jezus weet dat zijn tijd is gekomen. Hij gaat terugkeren uit de wereld naar de Vader. Hij heeft de mensen die hem in de wereld toebehoren lief, en zijn liefde voor hen gaat tot het uiterste. Omdat Jezus weet dat de Vader hem alle macht heeft gegeven, dat hij van God komt en weer naar God terug gaat, staat hij tijdens de maaltijd op. Hij legt zijn bovenkleed af, slaat een linnen doek om en giet water in een waskom. Hij begint de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogt ze af met de doek die hij omgeslagen heeft. Jezus is hier niet machteloos. Volstrekt niet. Hij bezit alle macht. Hij is de enige die de Ring van Macht volledig kan dragen zonder hierdoor gecorrumpeerd te worden. Het wortelsysteem onder zijn macht is namelijk geen angst, maar pure liefde.
Als pure liefde het wortelsysteem onder macht is, gaat deze macht dienen. Als binnen de kerk liefde de onderliggende rol in het leiderschap speelt, transformeert macht in dienend leiderschap.
We hebben hier dus te maken met twee totaal verschillende rekensommen. In beide sommen speelt ‘macht’ een grote rol. Vanwege de eerste rekensom ‘angst + macht = overheersing’ staan we binnen sommige kerken vaak erg huiverig tegenover macht en leiderschap.
Maar gelukkig is er een tweede, een glorieuze rekensom waar ‘macht’ in meetelt. Deze som luidt ‘liefde + macht = dienen’. Jezus ontkende allerminst zijn macht, maar toonde zich in zijn macht nederig en dienstbaar.
Angst creëert vacuüm
De heldencultus steekt zijn monsterlijke kop op, zodra het binnen de kerk mis gaat op het gebied van macht. Wanneer we bang zijn voor macht, krijgt de heldencultus alle kans om te floreren. In het vacuüm van gezond dienend leiderschap neemt de heldencultus vanzelfsprekend haar ruimte in. Maar ook wanneer angst een onderliggende rol in het leiderschap van een kerk speelt, zien we de held tevoorschijn komen. En waar speelt angst nu geen rol?
Er is altijd de angst dat we vanwege onpopulaire beslissingen mensen kwijtraken. Dit is vooral erg als je waarde en je succes afhankelijk zijn van de grootte van de gemeente. Er is angst voor ingezonden brieven, voor een schandaal, voor de meningen en de erkenning van anderen. Angst voor gebrek aan financiën, on-Bijbelse invloeden en een succesvollere kerk net om de hoek. En dan hebben we nog niet eens over onze eigen persoonlijke angsten en onzekerheden als leiders. Het gevolg van al deze angsten is een gebrek aan echte liefde. De mens lijkt maar twee drijfveren te kennen: angst en liefde. Johannes schrijft: “De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden.” ⁴
Als angst een rol speelt in ons leven en in onze kerken ontstaat ook hier een vacuüm van gezond dienend leiderschap, waar de heldencultus al snel op inspeelt. De gemeente heeft dus duidelijk dienende leiders nodig, die zich geborgen weten in Gods liefde. Dan vervagen de geestelijke helden als ochtendmist op een zomerse dag. Hoe verleidelijk het ook is, hoe zeer het onze gevoelens ook streelt en kietelt, volgens Jezus is er geen plaats voor een heldencultus in zijn kerk.
En toch gaat het in de eerste kerk al snel mis. In hoofdstuk 11 van de tweede brief aan de gemeente in Korinthe lezen we dat Paulus tekeer gaat tegen de super-apostelen, die voor geld hun kunstjes in de gemeente vertonen. Hij noemt de geestelijke helden van die tijd schijnapostelen die het gewone volk tiranniseren, uitzuigen, onderwerpen, zich boven hen verheffen en hen beledigen. Tegen de gemeente in Galaten zegt hij dat zij zich door anderen hebben laten betoveren. De behoefte aan de geestelijke held is blijkbaar zo sterk, dat mensen zich hierdoor laten betoveren. Paulus heeft echter duidelijk een andere boodschap:
“Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.” ⁵
Kom niet aan de gezalfde
Dit betekent dat wij voor een keuze staan. Abrupt afbreken van de heldencultus in de naam van Jezus is de ene optie. De andere optie is het bagatelliseren van deze heldenverering. Zo maar wat reacties:
“Door het woord ‘heldencultus’ te gebruiken, maak je het groter dan het is. Je overdrijft. Je moet het in de context zien van onze traditie en cultuur. Natuurlijk vereren wij onze voorganger niet. Dat hij een toga aanheeft en dat wij gaan staan als hij binnenkomt, heeft niks te maken met verering. Dat heeft met eerbied te maken. Eerbied voor zijn roeping en voor zijn bediening.”
“Dat wij onze voorganger met ‘pastor’ aanspreken, heeft te maken met de geestelijke zegen die wij ontvangen als wij hem in zijn bediening en roeping erkennen.”
“Je kunt heus wel een veelgevraagde spreker zijn, zonder dat je jezelf als held ziet.”
“Kom niet aan de gezalfde des Heren!”
Adder onder het gras
Spreken of schrijven over de heldencultus in de kerk is nog één van de weinige taboes, die er binnen de kerk zijn. De heldencultus is hiermee deel van de schaduw van de kerk geworden. We onderdrukken zijn erkenning, omdat hij geen bestaansrecht heeft. Tegelijkertijd kunnen wij er niet mee breken. We zitten vast aan iets wat we niet los willen laten, maar ook niet kunnen erkennen. Als gevolg onderdrukken we de heldencultus naar ons coöperatieve onderbewustzijn. Hiermee krijgt het een vernietigende werking.
“Dat deel van ons wezen dat we ontkennen of niet toelaten in ons bewustzijn, gaat echter niet verloren. Het is een deel van jezelf dat er altijd zal zijn, ook al leidt het een verborgen bestaan. Het kleeft aan je zoals een schaduw. Je kunt doen wat je wilt om je los te maken van je schaduw zoals die gevormd kan worden door de stralen van de zon, of van een straatlantaarn, maar we weten allemaal dat dat niet lukken zal.
Precies zo gaat het met dat deel van ons zelf dat we ontkennen. Het blijft altijd bij ons, ook al zijn we ons daar niet van bewust. En het wil voortdurend erkend worden, het wil mee doen aan het leven. In elk mens leeft een innerlijke drang om te zijn wie je werkelijk bent. En als je dat jezelf niet toestaat, dan heeft dat gevolgen.
Alles wat je onderdrukt, daar kun je op rekenen, duikt vroeg of laat in je leven weer op. En meestal in een of andere demonische vorm. Met ‘demonisch’ bedoel ik dat het je aangepaste leven waaraan je zo gehecht was op een catastrofale wijze kan doorkruisen. Alles wat je onderdrukt kan in een heel nare vorm tevoorschijn komen. Het kan toeslaan op een manier die je in verbijstering over onszelf achterlaat. Dat kan je bang maken voor jezelf. Met als gevolg dat je nog krampachtiger zult proberen je ware zelf te onderdrukken. Sommige mensen slagen daar zo goed in dat ze een ‘model-mens’ worden, en ze kunnen daar veel sociaal aanzien mee verwerven.
Maar bij iemand die zo perfect is, zit er dikwijls een addertje onder het gras.” ⁶
Bij een geestelijke held die zo perfect is, zit er dikwijls een addertje onder het gras. Niemand lijkt zich af te vragen wat de heldencultus met deze mannen doet. Geen enkele christelijke leider zal zichzelf vergelijken met een gladgestreken spiegel, die een perfecte weerspiegeling van Jezus weergeeft. Waarom laat iemand het in zijn leven toe om een geestelijke held te worden? Welke aspecten zitten hier nog meer achter behalve een ‘Goddelijke’ roeping en unieke talenten? Welke adder zit er diep onder het gras verborgen?
Klimmuur vol gaten
Waarschijnlijk kun je de emotionele en geestelijke opmaak van elke leider eerder vergelijken met een klimmuur dan met een gladgestreken spiegel. Deze klimmuur zit vol gaten, haken en uitsteeksels. Elk mens draagt zijn eigen gebrokenheid, zijn angsten en zijn zwakheden met zich mee. Over deze klimmuur klautert er van alles. Voor de ene ‘held’ is dit onzekerheid en angst voor mensen. Voor de andere ‘held’ is het afhankelijk zijn van de goedkeuring van het volk of je waarde halen uit de erkenning van anderen. Dankzij alle gaten, haken en uitsteeksels klimt er een breed scala aan emoties, angsten en denkwijzen het leven van de leider binnen, waarna zij zich dankbaar kunnen nestelen in zijn leven. Natuurlijk gebeurt dit ongezien. Niemand heeft dit door; de buitenwereld niet, maar soms ook de leider, waarbij dit zich afspeelt, niet. Niemand lijkt zich af te vragen wat de roem, de lof, de erkenning en de waardering doet met het in alle eenvoud en nederigheid volgen van Jezus?
Hoeveel van deze ‘geestelijke’ helden zullen een supervisietraject toelaten om elk gat, elke haak en elk uitsteeksel in hun leven te leren kennen? Om de schaduw in het licht te brengen en deze hier te laten zijn? Om de adder van onder het gras te halen en werkelijk te worden wie zij in Jezus mogen zijn?
Loskomen van blijvende afhankelijkheid
Door het onderdrukken van de heldencultus binnen de kerk houden we deze onbewust in stand. Hiermee creëren wij een blijvende afhankelijkheid van elkaar. De heldencultus maakt onze onderdrukte gebrokenheid en wederzijdse afhankelijkheid duidelijk zichtbaar. De gemeente is afhankelijk van het succes van de leider. De leider is afhankelijk van de erkenning en de waardering van de gemeente. We zijn als de letter A van Afhankelijkheid, waarbij twee schuine vlakken tegen elkaar aanleunen. Als de ene kant van de A omvalt, valt de hele letter om. Als we naar de woorden van Jezus luisteren, zien we dat het nooit de bedoeling is geweest om in afhankelijkheid van de ander te leven. Er is er maar Eén van wie afhankelijk mogen zijn.
Door de Bijbel heen roept God Zijn volk op om rechtop te gaan staan. Om hun leven te bouwen op Hem. We mogen zijn als de letter H van Heelheid. We hebben onze geestelijke helden niet meer nodig. We hebben maar Eén Held. Wij leunen niet langer op de ander. Wij staan rechtop. Maar we staan niet alleen. We zijn sterk verbonden in het midden. We zijn geen I van de IK. We zijn de H van Heelheid. We mogen onze ‘helden’ vrijzetten om gewoon mens te zijn. Geen projectie meer, geen verering meer. Samen verbonden, sterk staan met Hem.
Bronnen:
¹ Menno ter Braak, Verzameld werk. Deel 4. G.A. van Oorschot, Amsterdam 1951
² Mattheus 23: 1 – 11 (NBV)
³ Mattheus 20: 25 – 28 (NBV)
⁴ 1 Johannes 4:18 (NBV)
⁵ Filippenzen 2: 3 – 8 (NBV)
⁶ Bram Moerland - Ego, Schaduw, Zelf volgens Jung