Als ik de kans krijg, ga ik elk jaar in Schotland met een rugzak in mijn eentje door de Schotse Hooglanden trekken. Je laat je afzetten bij een afgelegen stationnetje en trekt dan een paar dagen door de woeste natuur, langs ruige bergen en eenzame dalen vol roedels met herten. Een mooi plekje zoeken om in het wild te kamperen. De eerste nacht is altijd wel even spannend. Helemaal alleen, in kilometers geen ander mens te vinden. Tenzij er een een of andere gek met een hakbijl rondloopt. Daar soort gedachten gaan dan door je hoofd als je in je tentje ligt.
Maar op een windstille dag merk je al snel dat je grootste vijand niet een ander mens is, maar de midges. Midges zijn hele kleine vliegjes die vreselijk kunnen steken, je op een kilometer afstand kunnen ruiken, in een zwerm van duizenden om je hoofd zweven, in je neus, oren, tussen je kleding kruipen en steken, steken en steken. Tijdens een van die reizen had ik mijn nieuwe tent bij me. Het was zo’n windstille dag. Ik stond helemaal alleen in een vallei. Miljoenen midges hadden mij als enig levend wezend gevonden. Heel snel de tent opgezet en erin gevlucht. Hier was ik veilig. Maar wat was dat nou? Er kwamen allemaal midges mijn tent binnen. Ik zag ze letterlijk door mijn ventilatiegaas naar binnen kruipen. Mijn gaas is niet klein genoeg! Help! Ook in de tent word ik nu lek geprikt. Wat ga ik doen? Als echte Schotland reiziger heb ik altijd van alles bij mij. Dus ook Ductape. Ik plak mijn ventilatiegaas helemaal af met ductape Er kan geen midge meer door heen. Dan maak ik ze allemaal dood en ga ik slapen…
Het is drie uur ’s morgens. Midden in de nacht word ik hijgend wakker. Mijn hart is op hol geslapen. Mijn hoofd doet zeer. Ik kan geen ademhalen. In paniek lig ik in mijn tent. Heb ik een hartaanval? Wat ik ook doe, ik krijg geen lucht. Het voelt alsof ik stik. Mijn hoofd lijkt het ook niet te doen. Er is iets mis… Heel goed mis… Maar ik weet niet wat. Ik blijf hijgen, naar lucht happen. Dit duurt wel tien minuten voordat ik het me realiseer. Ik heb mijn ventilatie afgeplakt. Ik vlucht mijn tent uit. Dan maar midges. Heerlijke zuurstofrijke lucht stroomt mijn longen binnen. Ik was bijna in mijn eigen lucht gestikt. Ik slaap de rest van de nacht met de rits van mijn tent open.
De volgende dag als ik mijn tent opruim, lukt het mij niet om hem op te vouwen. Er zit een grote bubbel lucht in die niet kan ontsnappen. Ik had mijn tent echt luchtdicht gemaakt. Wat gevaarlijk! Alsof je een hele grote zak over je hoofd hebt getrokken…
Vol angst afgesloten voor de gevaarlijke buitenwereld liep ik het risico dat ik zou stikken in mijn eigen gecreëerde cocon. Waarom vertel ik vandaag dit verhaal? Angst zorgt er altijd voor dat we ons afsluiten voor de ander en een veilige cocon creëren. Dit kan zowel persoonlijk, waarin je je afsluit voor de ander en je twijfel, vragen, moeilijkheden, zondes mee naar binnen neemt. Maar ook in de kerk kan dit gebeuren. Dat een hele gemeenschap zich afsluit voor de ander, voor de boze buitenwereld. We wanen ons veilig, maar handelen uit angst. Angst verstikt altijd. Wat is het dan spannend, maar tegelijkertijd bevrijdend om je tent op te gooien. De frisse lucht van de vrijheid in te ademen en je te realiseren ‘het zijn maar midges…’ Hele kleine vliegjes… Als ik moet kiezen tussen geprikt worden door midges of stikken in mijn eigen asem, dan weet ik het wel.