Jaren geleden, toen onze kinderen nog kleuters waren, en we nog maar net in de Haagse Spoorwijk woonden, gebeurde er iets waar ik me nu voor schaam. We waren een half jaar eerder begonnen met missionair werk in deze achterstandswijk. Maanden waren wij al bezig om contact met buren te leggen, en we vroegen ons ernstig af of ze ooit naar ons toe zouden komen. Het gebeurde terwijl ik de kinderen naar bed bracht en zoals altijd een verhaal voorlas. De bel ging. Ik deed open en was blij dat er eindelijk een buurvrouw voor de deur stond met een hulpvraag. Hier hadden wij al zolang op gewacht. Omdat ik alleen thuis was, zei ik tegen de kinderen: ‘Lieverds, papa gaat vanavond niet voorlezen. Er staat iemand voor de deur die ik moet ik even helpen.’
Wat toen een goede zet leek, had net zozeer de start kunnen zijn van een patroon, waarbij de nood
van andere mensen altijd belangrijker zou zijn dan de zorg voor mijn kinderen. Linke soep! Waarom
zei ik niet gewoon tegen die mevrouw: ‘Kunt u morgenochtend even terugkomen? Het komt nu even niet uit.’ Toen dacht ik dat het uit liefde voor die mevrouw was. Nu zeg ik: het was louter en alleen angst. Ik was gewoon bang dat die mevrouw, na al die maanden van zwoegen, niet meer terug zou komen. Het was de angst dat we dan weer helemaal overnieuw moesten zouden moeten beginnen met het winnen van vertrouwen.
Niet erg
Weet je, het is niet erg om dingen uit angst te doen. Het wordt alleen gevaarlijk als je niet doorhebt
dat je denkt dat jouw motivatie pure liefde is. Ik weet nog hoe ik als tiener mijn leven in de handen
van Jezus legde en besloot dat er niet mooiers was dan Hem met m’n hele hart lief te hebben. ‘De
liefde van Christus dringt mij…’ was een van mijn credo’s. Ik was in die tijd als een ijsberg in het
water. Het bovenste stukje is altijd wit en schoon, maar onder het water schuilt de grote, donkere
massa die je niet kunt zien. Ik was mij niet bewust van de donkere massa die ik in het verborgene
met me meedroeg. Het enige wat ik wist en zichtbaar was, was die prachtige ‘witte top’ van mijn
oprechte liefde voor Jezus.
Zonder schaduw
Ik was als de man zonder schaduw. Als jonge christen bezocht ik alle conferenties en was altijd onderde indruk van de grote mannen Gods op het podium. Mannen die altijd zonder schaduw leken te leven, die succesverhaal na succesverhaal vertelden. Dat wilde ik ook! Iemand zijn, die net als mijn helden, zonder schaduw is. Iemand die alleen voor Jezus leefde en uit pure liefde handelde. Wat een mooie droom!
Realiteit
De realiteit is natuurlijk heel anders. Geen mens is zonder schaduw. Er is niemand die zo wit en puur is als dat witte puntje van de ijsberg. We slepen allemaal een grote donkere massa met ons mee die zich onzichtbaar onder water bevindt. We hebben allemaal last van ‘die oude mens’ die in Christus gestorven hoort te zijn, maar in de meeste gevallen nog springlevend meedoet in ons leven. Maar wat willen we die oude mens graag kwijt. Dus doen wij automatisch wat ik al die jaren ook heb gedaan. We onderdrukken het! We onderdrukken onze schaduw en doen net of wij mensen van licht zijn. We onderdrukken onze angsten en onzekerheden en zetten een masker op waarin wij geestelijk succesvol lijken te zijn. Als christenen zijn wij vaak experts in het onderdrukken. Zonder dat we het doorhebben, creëren wij hiermee een mix van oprechte liefde en onderdrukte angsten. Toch is die mix zo gevaarlijk en krachtig, dat al menig christelijk leider zijn levenswerk hiermee finaal heeft opgeblazen.
Mickey Mouse
Ik hoorde laatst een bevriende voorganger zeggen, dat je als leider nooit echt je zwakte en je
gebrokenheid kunt delen met de mensen in de gemeente. ‘Je bent er toch vooral voor hen. Je kunt
niet zomaar jouw verdriet, jouw vragen en jouw moeite bij hen dumpen.’ Is dat zo? Lijk je als
voorganger dan niet een beetje op de Mickey Mouse van Disneyland? O, wat is die Mickey Mouse
geliefd! Iedereen wil met hem op de foto. Hij wordt door iedereen geknuffeld en gewaardeerd. Maar
in dat Mickey Mousepak zit een bezwete Fransman met een klein snorretje, die niemand ooit te zien
krijgt. Zulke leiders zijn aan de buitenkant anders dan aan de binnenkant. Dat kan een tijdje goed
gaan, maar als het te lang duurt ontstaan er scheuren in je identiteit. Je kunt niet jarenlang een
geestelijke Mickey Mouse op het podium spelen en van binnen iemand anders zijn. Dat gaat op een
dag fout. Je kunt je echte ik niet onderdrukken, dat gaat ten koste van je geestelijke leven.
Groter gevaar
Sommige christelijke leiders verliezen uiteindelijk het zicht op hun ware ik en hun eigen
gebrokenheid. Maar er is een groter gevaar: als je je ware ik uit het oog bent verloren, kun je zelf
gaan geloven in de gedachten, uitingen en projecties van de mensen om je heen. En dat terwijl je die ander slechts je buitenkant hebt laten zien. De gemeente is van jou als leider gaan verwachten dat je een geestelijke held bent; een heilig man; degene met het kortste lijntje naar God; iemand die nooit zondigt; iemand zonder schaduwzijde. Van zichzelf zijn deze gemeenteleden zich zeer bewust van hun tekortkomingen en hun zonden. Maar ze vinden het heerlijk dat zij naar een kerk of een
gemeente kunnen gaan waar de leider boven hun eigen problemen staat. ‘Onze voorganger is zo’n
fijngevoelige, gezalfde man…’
De ramp
En zo raak je het zicht op jezelf kwijt. Je wilt beantwoorden aan het beeld dat je zelf hebt geschapen en wat door je omgeving wordt versterkt en bevestigd. Je speelt de geestelijke held op het podium, en onderdrukt je zwaktes en je gebrokenheid. Intussen bevindt je je zonder het eerst nog te beseffen in een vrije val. En toch heb je in het begin allerlei kleine, persoonlijke, nauwelijks zichtbare signalen aan vooraf gegaan. Meestal komt de grote klap op het moment dat geld, seks of macht onweerstaanbaar in beeld komt. Dan is de schade niet meer te overzien. De ramp treft niet leider in kwestie alleen, maar ook zijn geliefden, en natuurlijk de gemeente waarvoor hij verantwoordelijk was. Roemloos verdwijnen ze en hun geestelijke erfenis verdwijnt als sneeuw voor de zon.
De kanteling
Als dertiger was ik gelukkig (nog) niet gevallen, maar ik merkte wel dat de onderkant van mijn ijsberg steeds meer begon te schuren tegen de realiteit van het leven. Het beeld van de schaduwloze jongen, de man van licht, de pure liefde voor Jezus als enige motivatie, was niet meer te handhaven. Ik werd mij in toenemende mate bewust van die donkere, pijnlijke kant die ik onder water met mij meedroeg. Op een dag gebeurde het onvermijdelijke: mijn ijsberg begon te kantelen. De witte, mooie kant verdween onder water. De donkere, grote massa kwam boven. Ik wist niet wat mij overkwam. Een tijd lang zag ik alleen maar deze negatieve, pijnlijke kant van mijzelf. Ik kon mij op een gegeven moment zelfs niet meer indenken dat ik ooit echt oprecht van Jezus had gehouden. Er leek niets meer van over.
Verdwenen
Zonder dat ik dit wilde, kwam ik zomaar in een proces waarbij het leek dat God volledig uit mijn
leven was verdwenen. Een proces waarbij alles wat je ooit zeker van Hem wist als zand tussen je
vingers wegglipt. Er bleef alleen maar leegte over, een gevoel alsof Hij een wond in je leven heeft
geslagen. Een wond van verlatenheid met als enige zekerheid dat Hij er niet meer is. Alles wat je ooit met passie hebt geloofd en beleden kan je niet langer vasthouden. God lijkt toch niet het antwoordte zijn op al jouw hoop en verlangens. God laat een lijden in je leven toe, dat je niet denkt te kunnen dragen. Je schaduw lijkt zo groot te worden, dat je alleen nog maar in duisternis lijkt te kunnen wandelen. Je hebt een grote wond van afwezigheid bij je. Een gapend gat waar God ooit in alle ruimte in je leven innam. Sommigen noemen dit de ‘donkere nacht van de ziel’. Anderen ervaren het als het einde van hun leven als christen. Ook ik dacht: ‘Hier houdt het dus op met God.’
Nooit
Als dit je ooit overkomt – of als je hier nu als lezer middenin zit – weet dan dat het voor Hem nooit
ophoudt met jou. Hij kent je en Hij vertrouwt je. Hij laat je niet los en niet alleen, zelfs al ben jij er
voor honderd procent van overtuigd dat dit wel zo is. Ik schrijf deze woorden met grote aarzeling. Juist omdat de bovenstaande woorden in zo’n plaats van Godverlatenheid eigenlijk alleen maar als dooddoeners kunnen overkomen. Ik weet het, omdat ik die plek ken…
Niet langer vasthouden
Ik weet nog hoe ik in die donkerste Godverlatenheid het uitriep: ‘Ik kan U niet langer vasthouden!’
Alles in mij gilde dat ik in een vrije val was beland, waarbij ik steeds verder van Hem wegviel. En
tegelijkertijd kende ik in die diepste duisternis en absolute stilte één moment van zachte fluistering
waarbij ik meende te horen: ‘Laat maar los. Je bent niet echt aan het vallen. Zo voelt het alleen maar. Eigenlijk lig je gewoon in mijn hand.’ Toen heb ik losgelaten. En deze woorden zijn uiteindelijk mijn redding geweest.
Het was God
Als ik nu op deze periode terugkijk, weet ik dat God het was die ingreep. Hij ging niet langer mee in mijn ‘witte ijsbergpuntje’. Eigenlijk was Hij hier nooit in meegegaan, maar Hij had mij in zijn genade een tijd lang mijn gang laten gaan. Nu was het moment van verandering aangebroken. Het moment om te ontdekken dat God iets beters had, namelijk mijn herstel. Onderdeel van dit herstel is dat mijn schaduwkant in Gods licht zou komen. Tijdens de kanteling had ik daar totaal geen oog voor. Het enige wat ik zag, was de enorme afwezigheid van God; en de allesoverheersende donkere kant van mijn leven. Jezus was nergens te vinden om mijn ijsberg weer om te draaien en alleen mijn lieflijke, witte, reine puntje van de ijsberg boven water te laten drijven.
Schaduw
Een van de dingen die ik van de kanteling heb moeten leren, is dat geen mens zonder schaduw is.
Uiteindelijk is alleen God zonder schaduw. Hij is de Schaduwloze, die zijn schepping juist zichtbaar maakt door er zijn licht op te laten schijnen en dus ook de schaduw geschapen heeft.Neem bijvoorbeeld een berg. Gedurende een aantal uur per dag werpt hij zijn schaduw over het dal. Wat betekent dit? Is de berg dan slecht? Nee, het is het bewijs dat de berg substantieel is. Of neem de wolken in de lucht, zelfs die hebben schaduw. Schaduw mag er zijn. Hoe meer substantie, hoe groter de schaduw. Een schaduw vertelt je dat je vlak bij een grote lichtbron staat. Alleen het licht zélf heeft geen schaduw.
Accepteren
Het heeft even geduurd, maar ik heb moeten aanvaarden dat je in het accepteren van de schaduwkant van je bestaan pas echte rust vindt. Het is de stap naar volwassenheid, die we soms zo moeilijk vinden om te maken. Niet in het accepteren, maar juist in het negeren van de schaduw ligt het grote gevaar. Ik heb ontdekt dat als een jongen een man of als een meisje een vrouw wil worden, dat voor een deel betekent dat je jouw schaduwkant leert kennen. Deze schaduwkant, je oude mens mag je niet alleen in jouw licht, maar vooral ook in Gods licht brengen. Dan gaan er mooie dingen gebeuren. Dan ga je steeds meer groeien in wie je werkelijk bent in Jezus. Dan transformeren kikkers in prinsen en prinsessen. Dan mag je zijn wie je in Gods ogen al zolang bent!
-----------------------------------------------------------
Over dit moeilijke proces heb ik het boek ‘Van kikker tot prins’ geschreven dat in 2014 tijdens
Pinksteren op de Opwekking conferentie is uitgebracht.