Waarom vallen goede mannen?
Ze vallen omdat ze hun valkuil niet in durven klimmen om daarna de put tot de rand toe te vullen. Maar zwaartekracht doet uiteindelijk toch zijn werk en de leider valt.
In mijn eigen leven wil ik deze val, met alles wat ik in me heb, voorkomen. Niet alleen voor mezelf, mijn gezin en mijn vrienden, maar ook omdat een leider zich altijd op de glasplaat in de kopieermachine bevindt. Met alles wat ik doe, kopieer ik onbewust mezelf in anderen. Niet alleen mijn sterke punten, maar ook mijn valkuilen worden hierin gekopieerd.
Hoe dan ook moet die valkuil (of misschien wel valkuilen) dicht. Maar dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hieronder een gedeelte vanuit een nieuw verhaal dat ik aan het schrijven ben:
De koning kijkt mij aan. “Wil jij iets voor mij doen?” “Alles, Heer. Wat u maar vraagt.” “Ga terug naar je eigen landgoed. In je kasteel zit een put.” Ik knik. De koning vervolgt: “Haal het deksel van de put en klim naar beneden.” “Maar...”, ik kijk bedenkelijk. In mijn kasteel zit inderdaad een put. Ik weet niet of de koning dit weet, maar in die put zit een vreselijk monster. Jarenlang zat de put opgesloten. Maar onlangs heb ik in een ingeving de put voorzichtig open laten maken en meteen steeg er een vreselijk gebrul uit de put op. Wat was dat? Ik kan me nog goed herinneren hoe ik bevend van angst mezelf dwong om in die put te kijken. Eerst moesten mijn ogen aan het donker wennen. Alles was zo pikzwart. Maar toen ik langer keek, zag ik daar een vreselijk monster. Ik wist niet hoe snel ik mijn hoofd terug moest trekken. Snel schoof ik het loodzware deksel terug op de put en gelijk verstomde het gebrul. Wat was ik van slag geweest. Er woont een monster in mijn kasteel. Hoe kan dat nou?
Ik zie dat de koning mij vragend aankijkt. Durf ik de koning over dit monster te vertellen? Diep van binnen schaam ik mij ervoor. Ergens voel ik dat het mijn schuld is dat dit monster daar zit. Ergens weet ik dat dit monster daar niet had moeten zitten of klets ik nou onzin? Zou de koning mij verachten vanwege dit monster? Ineens voel ik de hand van de koning op mijn schouder. “Vertrouw mij. Haal het deksel van de put af en klim naar beneden. Ga!”
Terwijl de koning op zijn paard stapt en wegrijdt, blijf ik vertwijfeld achter. “De koning moet vast en zeker iets van dat monster weten. Wat moet ik met dat monster aan? Ik kan hem niet in de put laten zitten. Ik moet iets met de opdracht van de koning doen. De volgende keer dat hij mij ziet, zal hij mij naar de put vragen. Maar dan moet ik de put inklimmen. Wat als het monster sterker is dan mij? Wat als het mij overmeestert? Wat als het mij verslindt?” Ik merk dat ik bang ben. Banger dan ik in tijden geweest ben. Bang voor dit monster in mijn put. Bang dat ik het niet de baas zal kunnen zijn, maar dat het mij zal overmeesteren. Wat zal er wel niet gebeuren als ik hiermee oog in oog komt te staan?
De woorden “vertrouw op mij” komen weer terug in mijn gedachten en ik voelt mij rustiger worden. “De koning is niet gek. Hij weet vast van dat monster en ik heb tenslotte mijn zwaard. Ik zal dat monster aan mijn zwaard rijgen. Ik maak het dood, eens en voor altijd!” Ik voel me met de minuut moediger worden, maar als ik ‘s avonds bij mijn kasteel aankom, merk ik dat ik er toch niet klaar voor ben. Morgenochtend klim ik die put in.
Morgen ga ik er wat aan doen! Voor vandaag kom ik er nog wel mee weg. Het vullen van de valkuil heeft geen haast. Het monster van de onvervulde behoefte zit daar goed. Morgen is een nieuwe dag. Zo houden we ons zelf voor de gek. We zijn als de café-eigenaar met zijn bordje ‘Morgen is de koffie gratis’, terwijl onze val misschien steeds dichterbij komt.
Laatste reacties