De EO bestaat 40 jaar en heeft een ledenonderzoek gehouden over de geloofsbelevenis van haar leden. In de visie van deze week las ik een laaiend enthousiast artikel. Via de site van Nico Dirk die de prikkelde post 'braaf evangelisch Nederland' hierover schreef, kwam ik op de site van de ND terecht. Hieronder vind je het artikel uit de ND, wat minder laaiend enthousiast is over de uitkomst.
"Het geloof van EO-leden is volgens onderzoek 'de verlegenheid voorbij'. Maar dat vertaalt zich niet in grotere missionaire of maatschappelijke betrokkenheid, bleek gisteren in Lelystad. ,,We hebben het als christenen wel erg gezellig met elkaar.'' LELYSTAD - De achterban van de Evangelische Omroep mag dan een rotsvast geloof hebben - voor 98 procent is het geloof van grote betekenis voor het leven - dat wil niet automatisch zeggen dat 'de wereld' daar veel van merkt. Gisteren werd in kerkgebouw De Pijler in Lelystad het EO-onderzoek 'De verlegenheid voorbij' gepresenteerd en uitvoerig van commentaar voorzien.De EO had - ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de omroep - een paar honderd predikanten en leidinggevenden van christelijke organisaties uitgenodigd om zich te komen bezinnen op de resultaten van het onderzoek, dat onder meer aantoonde dat de afgelopen tien jaar onder EO-leden de geloofszekerheid is toegenomen. Ook het geloof in de 'Bijbel van kaft tot kaft' en in het Bijbelse scheppingsverhaal is gestegen.
Op basis van deze uitkomsten kwam de EO tot de conclusie dat de Nederlandse evangelicale christenheid 'de verlegenheid voorbij' is. Maar klopt die constatering wel? Diverse sprekers plaatsten daar gisteren grote vraagtekens bij. Filosoof dr. Govert Buijs vroeg zich af ,,of wij hier getuige zijn van een nieuwe, op zichzelf gerichte subcultuur, een bastion van waaruit men nauwelijks meer bruggen slaat naar buiten''.
Na bestudering van de onderzoekscijfers constateert hij namelijk dat de maatschappelijke en missionaire betrokkenheid van de EO-achterban achterblijft bij de zelfgeconstateerde geloofsgroei. De EO-leden staan volgens hem op een kruispunt: ,,Gaat deze groep zich vooral terugtrekken op het eigen gelijk - onbewogen met de ander en zonder missionair besef? Of staat zij midden op de interreligieuze markt, waar veel mensen vandaag de dag op zoek zijn naar zingeving?''
Ook scriba Bas Plaisier van de Protestantse Kerk was kritisch over het gebrek aan maatschappelijke betrokkenheid. ,,Het is toch opvallend dat het percentage EO-leden dat gelooft in een 'schepping van zes dagen van 24 uur' beduidend groter is dan het percentage dat zich daadwerkelijk inzet voor het behoud van die schepping, en daar ook zijn levensstijl op aanpast? Ze hebben meer aandacht voor spiritualiteit dan voor verantwoordelijkheid.''
Hoofdredacteur Peter Bergwerff van het Nederlands Dagblad sloot zich daarbij aan. ,,Van dit onderzoek komt een geur af van een zeer sterke interne gerichtheid en knusheid. Men is in hoge mate tevreden met zichzelf. Om mezelf daar maar bij te betrekken: wij zijn als orthodoxen bijzonder tevreden met onszelf. Maar de homo’s en ook de hoeren, de tollenaars en de pedofielen zijn buiten beeld.’’
Ook christelijk-gereformeerd missionair werker Stefan Paas was wat dit betreft teleurgesteld in de antwoorden van de geënquêteerde EO-leden. ,,Veel betrokken EO-leden zijn erg tevreden over hun kerkdiensten. Maar tegelijkertijd nemen ze daar zelden anderen mee naartoe. De hele missionaire visie ontbreekt. Ze zijn veel te druk met hun eigen gevoels- en geloofsleven. Alsof ze zeggen: ‘Het is allemaal leuk die buitenkerkelijken, maar het gaat nu even om hoe ík het ervaar’.’’
Wim H. Dekker, die in opdracht van de EO het onderzoek uitvoerde, bevestigde dat inderdaad blijkt dat christenen maatschappelijke en missionaire betrokkenheid wel hoog in het vaandel hebben staan, maar dat zij daar in hun eigen leven weinig gestalte aan geven. ,,We willen het wel, maar we doen het niet’’, vatte hij het samen.
Deze tegenwerpingen nemen niet weg dat de hoofdtoon van het onderzoeksrapport positief is. De EO-leden blijken immers geloviger dan ooit. Gabriël van den Brink, die meeschreef aan de recente verkenning van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over religie in het publieke domein, vond sommige uitslagen zelfs zo hoog, dat hij begon te twijfelen. ,,Als 98 procent van de mensen zegt dat het geloof van groot belang is voor hun leven, denk ik direct aan de Oost-Europese verkiezingsuitslagen van vroeger, waar je eigenlijk maar op één partij kon stemmen.’’ Hij duidde de uitslag bij nader inzien echter toch vrij positief, omdat dit volgens hem aantoont dat de EO-leden eensgezind zijn.
Braaf
Stefan Paas uitte zich een stuk minder enthousiast. ,,Ik vroeg me bij lezing van het onderzoek af: waar zijn toch de kritische individualisten, die ik in het echte leven zo vaak tegenkom? Iedereen is hierin zo ontzettend braaf en tevreden. De kerk heeft ook mensen nodig die af en toe kritisch zijn. Het kan toch niet zijn dat alles altijd goed gaat? Eerlijk gezegd lijkt me dit té braaf en té tevreden.’’
Paas vermoedt dat wellicht alleen de trouwe, betrokken en dus positieve EO-leden de enquêtes hebben ingevuld, en dat daardoor een geflatteerd beeld is ontstaan.
Hij was gisteren niet de enige die vragen stelde bij de gevolgde onderzoeksmethode. Waar tien jaar geleden EO-leden persoonlijk, telefonisch werden benaderd met vragen, kregen voor dit onderzoek drieduizend willekeurig geselecteerde leden een schriftelijke enquête in de bus. Eenderde deel stuurde die ingevuld terug."
Eenzijdig
Govert Buijs vindt dit een ,,grote non-respons voor een organisatie met zo’n trouwe achterban’’. ,,Je moet je inderdaad afvragen of niet vooral de positivo’s hebben gereageerd.’’ Ook de Leidse theoloog Gijsbert van den Brink zei aan het onderzoek ,,beperkte betekenis’’ toe te kennen. ,,Ik verwacht dat de mensen die niet hebben gereageerd aanmerkelijk minder enthousiast waren.’’
Joep de Hart van het Sociaal Cultuureel Planbureau vermoedt dat de EO-leden niet in zo’n grote mate zijn veranderd als dit onderzoek lijkt te suggereren. ,,Ik denk dat, als nu dezelfde mensen ondervraagd zouden zijn die ook tien jaar geleden hebben meegedaan, zij ongeveer dezelfde antwoorden zouden geven. De verandering zit ‘em naar mijn inschatting in de toestroom van nieuwe EO-leden, die verlangen naar een meer orthodoxe vorm van geloof en dat nu ook duidelijk uitspreken.’’
De grote vraag is: wat zie je? De mooie jonge vrouw van de groeiende geloofszekerheid of hebben we te maken met de oude heks van zelfingenomenheid? Wat zou God nu werkelijk in de kerk van Nederland zien?