Stel je voor dat God herders wil gaan gebruiken om Zijn schapen zelf te leren om eten. Zodra je niet meer deel uitmaakt van een georganiseerde gemeente (maar bijvoorbeeld van een gemeentestichtend team of een informele huisgroep van christen-vrienden), komen goedbedoelende christenen naar je toe om te vragen of je nog wel genoeg geestelijk voedsel ontvangt en waar je dit dan vandaan haalt.
Dit is deel van de prikkeldraadmentaliteit waar schapen uit grote voerbakken hooi eten, omdat al het gras binnen hun prikkeldraad vertrapt of allang opgegeten is. Het is het idee van mensen die elke dag in een gaarkeuken gaan eten, omdat ze zelf niet weten waar ze eten moeten kopen en hoe ze dit moeten klaarmaken.
God wil echter dat zijn mensen, te beginnen met de herders, opnieuw gaan leren om zelf eten te vinden, dit eten zelf klaar te maken en op te eten, en het ook aan anderen aan te bieden.
Als christenen lijken we erg sterk op wilde dieren die in gevangenschap zijn opgegroeid, in de wildernis worden losgelaten en geen flauw idee hebben hoe we zelf eten moeten verzamelen en dus gaan wachten totdat iemand ons voedt. De taak van een herder is om christenen te leren om zelfstandig te leven en te overleven, zonder hierbij onafhankelijk van elkaar te worden.
Dit zou deel moeten zijn van de genetische code van elke gemeente. Een gemeente die geen gaarkeuken is, waar iedereen naartoe komt om dezelfde prak te krijgen, maar een groep vrienden, die thuis hebben gekookt en hun lekkernij meenemen om het vervolgens aan elkaar op te dienen en samen op te eten.
God heeft zijn schapen onbegrensde weiden gegeven om in te grazen. Herders zouden hen kunnen leren om zelf te gaan grazen in plaats van te wachten op het hooi. Wat een verschil zou dat maken…