(Een vervolg op "Help, een travestiet!)
In hoeverre kan iemand geaccepteerd worden in een ‘evangelische’ gemeente?
Gisteren schreef ik over Susanne die als travestiet een evangelische gemeente binnenkwam. Hoe gaan we hiermee om? In hoeverre kunnen we dit gedrag in de gemeente accepteren. Het antwoord op deze vraag heeft alles te maken met hoe wij kijken naar de volgende drie woorden:
“erbij horen, geloven, gedragen”.
Traditioneel gezien ligt de volgorde meestal net andersom:
“gedragen, geloven, erbij horen.”
Het begint bij gedrag. Van mensen die de gemeente binnen komen, wordt verwacht dat ze zich aanpassen aan de mensen die daar al zijn. Een travestiet zal dus bijna nooit als travestiet een gemeente binnengaan. Als iedereen in de gemeente zijn nette kleding aanheeft, valt het al gauw op als een nieuw persoon een korte broek en geen t-shirt aan heeft. De meeste evangelische gemeentes zijn middenklas.
Binnen deze evangelische middenklasse cultuur is er een bepaalde verwachting naar mensen hoe ze zich gedragen, kleden en handelen zowel voor binnen als buiten de gemeente en haar diensten.
Een ‘tokkie’, of iemand van een andere klasse zal zich dus moeten aanpassen aan deze cultuur, want anders wordt hij/zij al snel als buitenbeentje ontvangen. Natuurlijk valt dit in de eerste weken niet zo op, omdat de persoon ontvangen wordt in een wolk van liefde. Maar als de eerste roze wolk voorbij is en de persoon op lange termijn onwenselijk gedrag vertoont tijdens de diensten wordt het toch wel moeilijker...
Het voordeel van veel aandacht leggen op het gedrag is dat je er van kunt uitgaan dat de diensten verlopen zoals die gepland zijn; rustig en ordelijk. Het nadeel van dit systeem is dat mensen niet lang genoeg in een gemeente kunnen blijven om tot geloof te komen. Niet het evangelie, maar de verwachtingen en de cultuur schrikt ze soms af.
“Moet iedereen zichzelf dan kunnen zijn?”
Wist je dat een gemiddelde Nederlander tussen de twee en vier jaar nodig heeft om tot geloof te komen? Waar gaan ze die twee tot vier jaar doorbrengen? Binnen of buiten de gemeente?
“Ja maar, dan heb je straks een gemeente vol ongelovigen.”
Ja, dat kan! Dat zou mooi zijn, he. Toen wij vijf jaar geleden begonnen met ons gemeentestichtend missionair project hadden we na een jaar of twee ook voornamelijk mensen in de gemeente die nog niet geloofden en totaal niet gewend waren om naar de kerk te gaan. Dat betekende dat er mensen waren die de neiging hadden voortdurend door alles heen te praten.
Anderen die gewend waren om alles te bevragen en die tijdens de preek / h et verhaal voortdurend vragen stelden of in discussie gingen. We hebben een reuze ruzie gehad die midden tijdens de dienst door twee wijkbewoners verbaal werd uitgevochten, of mensen die in hun korte broek en voetbalshirt naar de diensten kwamen. Om te zwijgen over gemeenteleden die elkaar openlijk maandenlang niet aankijken of met elkaar spreken omdat ze buiten de gemeente om ruzie hadden,
“Dat lijkt me nogal chaotisch”
Dat was het soms ook. Maar het voordeel was en is nog steeds zo, dat mensen weten dat ze geaccepteerd zijn, dat ze mogen komen zoals ze zijn en over verloop van tijd Jezus ontmoeten.
Het is als het balanceren op een dun touw gespannen over een ravijn. Aan de ene kant van het touw is ‘het ravijn van gedwongen aanpassing’ waarin we verwachtingen en eisen op mensen gaan leggen waar ze helemaal niet aan kunnen voldoen. Aan de andere kant van het touw is ‘het ravijn van het liberalisme’, waar alles kan en alles mag. Een missionaire gemeente willen zijn, is balanceren op dat touw.
“Hoe vind je daar de balans in?”
Iemand vroeg me laatst: volg jij Jezus of loop je Hem voor de voeten. Het antwoord op deze vraag is: ‘ja’ en ‘ja’.
Ja, ik volg Jezus met alles wat in mij is en probeer Zijn weg te gaan.
Ja, ik loop Hem voortdurend voor de voeten omdat ik te snel ga, te langzaam of met regelmaat een betere weg lijk te weten. Maar ik denk dat elke christen hiermee worstelt.
Soms dan lijkt het balanceren op het touw heel moeilijk en schijnen de ravijnen diep en gevaarlijk. Maar dan mag je weten dat als je het in liefde voor de mensen en voor Jezus doet, er een geweldig vangnet onder dit dunne balanceertouwtje hangt; “onder U zijn de Eeuwige armen…”
In veel gemeentes moeten mensen zich eerst gedragen en aanpassen, gaan dan geloven en mogen uiteindelijk meetellen als volwaardig lid. Maar… stel dat we dit helemaal omgooien:
Stel…
Als je komt, hoor je erbij. Je wordt geaccepteerd zoals je bent, zoals je komt, met alle bagage die je brengt. Als je betrokken wilt zijn bij ons als groep, mag je volwaardig lid zijn. Natuurlijk hoort hier ook een verantwoordelijkheid en een taak bij.
“Jij geeft iemand die nog geen christen een taak en verantwoordelijkheid in de gemeente?”
Ja, waarom niet? Wel een taak die bij hem of haar past en gerelateerd is aan zijn niveau van geloven. Iemand kan toch meehelpen met dingen klaarzetten, koffiezetten, etc zonder dat ze bijbelstudies hoeven te geven of de aanbidding hoeven te leiden.
Over verloop van een jaar of langer komen ze tot geloof en leren ze Jezus kennen. Erbij horen leidt tot geloven, geloven leidt tot gedrag. Hun mate van toewijding aan het volgen van Jezus bepaalt de mate van verandering van geloof. Verandering komt nu van binnenuit.
“Maar…”